GR 5 : Jura
52. Vandoncourt – Villars-lès-Blamont (16 km) : 26 Mei 2001
De bergen die het Jura-gebergte vormen strekken zich als een reusachtige croissant over een 300 km uit van de Rijn bij Bazel tot de Rhône bij Génève.
We steken een open plek over en komen dan na een korte klim om 10u50 bij een merkwaardig natuurverschijnsel uit met de naam ‘Le Pont Sarrazin’. Het is een pracht van een natuurlijke brug, door water gevormd uit kalksteen.
Als we een glooiing in het landschap overschrijden, komen in de verte reeds de eerste huizen van het dorpje Abbévillers in zicht. We komen bij een kruispunt uit, ‘les Six Chemins’ genaamd. Ik had er eigenlijk niet veel hoop op om hier voor ons een drenkplaats aan te treffen, maar we komen even buiten de GR uit bij een cafeetje, (2 tafeltjes groot) van Bar ‘la Provençale’ en bestellen een frisse pint.Een beboste vallei leidt ons naar beneden en na zeker een 100 m afdalen komen we uit bij een beekje. Een wankele brug brengt ons aan de overkant. Het modderige pad leidt ons doorheen een vast tapijt van groen en bloemen. De hele bosgrond naast de beek is ermee bedekt. We blijven het beekje volgen tot deze in een grotere waterloop stroomt, de Doue, die op zijn beurt in de Gland terechtkomt, die dan weer bij Montbéliard in de Doubs stroomt.
De Doue blijven we nu even volgen door zijn vallei, die verderop wat breder wordt en plaats biedt aan wat akkers en weiden. We volgen een vallei, die stilaan smaller en smaller wordt tot we een 150 m hoger aan de rand van het bos bij de grens met Zwitserland uitkomen. We moeten even rondkijken, maar dan vinden we de grenssteen tussen het groen; aan de Franse kant bevindt zich een sobere F en aan de Zwitserse een kruis. De GR 5 maakt hier een scherpe hoek en gaat nu een hele tijd deze grens volgen. De grensstenen volgen elkaar snel op (ongeveer elke honderd meter één), en zo komen we even later bij een asfaltweg uit. Geen slagboom of grenscontrole hier, maar slechts een plakkaat van de Zwitserse ‘Administration des douanes’ dat er hier geen voertuigen of goederen mogen passeren (waarom ligt die weg hier dan ?).
De Zwitserse kant is hier bebost, maar aan de Franse zijde liggen hier weiden en iets verderop zien we het dak van een boerderij (le Pré du Prince). Het is toch al weer 13u20 en we besluiten ons hier aan de kant van de weg neer te zetten voor onze picknick. Na 20 minuten gaan we weer verder, het rechterbeen in Frankrijk en het linker in Zwitserland. Op een bepaald moment komen we bij een plakkaat waarop we wat uitleg vinden over deze stenen; we bevinden ons hier trouwens op het ‘Sentier Historique des Bornes de la Principauté de Montbéliard’. De bornes werden hier voor het grootste deel geplaatst tijdens de 18e en 19e eeuw. We komen er tegen met de datum 1727 op, maar ook van 1817. Aan de ene kant treffen we soms de Franse, koninklijke lelie aan en op de andere zijde staat meestal een beer, teken van het kanton van Bern. Verder hebben we nog een interessante ontmoeting. Vooreerst met een hazelworm, die hier op de grens onze weg kruist. En wat verder zitten we reeds voorbij steen nummer 400 en de GR blijft nog steeds de grens volgen. Maar uiteindelijk moeten we toch de laatste steen achter ons laten en leiden de rood-witte strepen ons cross-country dwars door velden en over afsluitingen dalwaarts. Als we de laatste bomen achter ons laten, zien we dat we nu toch wel echt in de Jura terechtgekomen zijn. – Rechts van ons zien we enkele kilometers verder het dorp Blamont liggen. Daarvoor echter in de vallei ligt ons einddoel voor vandaag: Villars-lès-Blamont.
53. Villars-lès-Blamont - St. Hippolyte (11,2km): 21 Mei 2007
Een aantal jaren geleden zijn we in het dorpje Villars-lès-Blamont gestopt en dat ligt op een 10 kilometer van St. Hippolyte, waar we in de loop van de namiddag aankomen. Net genoeg om er een goede inwandeldag van te maken.
Daar we maar een 2 à 3 uren moeten stappen en het zo warm en zonnig is, besluiten we om het echte minimum mee te nemen en aan te doen. Dus geen rugzakken, alleen maar een T-shirt en een korte broek en wat geld en een fototoestel. We laten onze rugzakken in het hotel en vertrekken om 15u20 naar het beginpunt in het nietige plaatsje Villars-lès-Blamont. Nietig wel, maar we zien en herinneren ons plots weer dat het erop kan bogen in het bezit te zijn van 2 kerken, een katholieke en een protestantse. Waar het volk overal vandaan moet komen om deze 2 gebedsplaatsen te bevolken is een andere vraag. Het dorpsplein met de fontein zal als startpunt dienen.
Wij wandelen nog aan de hand van een Engelse uitgave van de oude topogidsen, die al dateren van het begin van de jaren negentig. Ondertussen hebben we ook een spiksplinternieuw exemplaar van de franstalige gids van de FFR(P) (Fédération Française de la Randonnée Pedestre) van “La GrandeTraversée du Jura … à pied” (april 2006). We besluiten ons voornamelijk te laten leiden door de markering ter plaatse, terwijl we de kaarten in onze gidsen in het oog houden !
Het is nog steeds aangenaam warm, maar aan de westelijke horizon hebben zich ondertussen donkere wolken samengepakt. Een beetje ongerust hebben we toch de indruk dat ze onze richting uitkomen en we worden niet echt gerustgesteld als we even later een dof gerommel horen in de verte. Iets buiten het dorp worden we een vrij steil bospaadje opgestuurd. We merken dat het rondom ons stilaan donkerder wordt. Zonder rugzak kunnen we een flink tempo handhaven (of is het toch de vrees voor een nat pak, dat ons voortjaagt ?). Wat verder komen we op een rotsig plateautje uit, vanwaar we een mooi zicht hebben naar het zuiden toe. In de richting van St. Hippolyte ontwaren we een grijs gordijn en boven ons is het ondertussen ook al heel wat donkerder geworden. Wat verder komen we bij een houten brugje vanwaar we aan onze rechterkant een bakstenen gebouw ontwaren. Het is de voormalige Batterie de la Roche Jella, die hier in 1884 op 820 m hoogte gebouwd is. Maar zoals steeds is de natuur sterker en langzaam maar zeker wordt het bouwsel door het groen terug opgeslokt.
Als we de batterij achter ons laten, gebeurt het dan toch. Eerst voorzichtig en daarna harder en harder beginnen de regendruppels neer te vallen rondom ons. We zoeken eerst even een flinke spar uit om onder te schuilen, maar na een 10 tal minuten houdt ook die de nattigheid niet meer tegen en we besluiten – vrij nat als we al zijn – er dan maar voor te gaan. Na een tijdje zijn ook onze wandelschoenen volgelopen.
Wat verder komen we op een asfaltweg uit en het lijkt dat het toch wat minder intens aan het regenen is. We komen voorbij de Ferme du Lomont, waarachter zich het Fort du Lomont bevindt. Iets verder leidt de GR ons via een bospad naar de eerste huizen van Chamesol. In de verte zien we dat de vallei van de Doubs waar St. Hippolyte ligt, gevuld is met wolken en nevel. Het is 17u15 en even opgehouden met regenen. Het is ondertussen ook heel wat kouder geworden : van bijna 30 graden voor de wandeling tot een magere 12 graden nu. Bij het verlaten van het dorp gaan we nog even schuilen onder het afdak van een mooie lavoir.
Stilaan houdt het nu toch op met regenen. We bereiken even verder een asfaltweg, die we – samen met de GR5 – even verlaten om het mooie chapelle du Mont te bezoeken en zien in de diepte onder ons St. Hippolyte liggen op de samenloop van de Dessoubre en de Doubs. Nevelige wolken op de achtergrond geven het geheel een feeërieke sfeer. Om 18u20 steken we de brug over de Doubs over en bereiken ons hotel. We proberen eerst even de centrale verwarming en merken tot onze vreugde dat die het nog steeds doet. Snel worden de natte kledingstukken en schoenen op de verwarmingselementen gelegd, in de hoop dat ze morgen terug droog en draagbaar zullen zijn.
54. St. Hippolyte - Goumois (25km) : 22 Mei 2007
Langs een modderig paadje komen we op de GR terecht en die leidt ons langs weiden en doorheen bossen verder oostwaarts.
Ondertussen zijn de wolken stilaan verdwenen en krijgen we het warmer , want het pad gaat nog steeds lichtjes bergop. Voor de eerste dag zullen we maar kalm aan doen, zeker !? Iets verder horen we het geklingel van koeienbellen. Zijn we dicht bij Zwitserland of niet ? Verder afdalend komen we op asfalt terecht en staan hier op de plaats, waar vroeger een oude molen moet gestaan hebben, maar daar is nu niets meer van terug te vinden. Het duurt niet lang meer of we bereiken de eerste huisjes. Het gaat hier om het gehucht La Saunerie.
We krijgen nu ook de oever van de Doubs terug in het zicht. De volgende week, namelijk tot aan zijn bron in Mouthe, zal deze rivier een belangrijk gezel blijken te worden van de GR5. De Doubs ontspringt in dit laatse plaatsje op ongeveer 937 m en is 430 km lang en mondt bij Verdun-sur-le-Doubs uit in de Saône. Na een kleine kilometer steken we de rivier via een brug over en staan in Soulce-Cernay. Hoge heuvelkammen omringen ook hier het dorp dat zich in de diepte van de vallei heeft genesteld. We moeten goed opletten, want door de onweersbui van gisteren is het paadje eigenlijk in een klein beekje veranderd. In een mum van tijd zijn 100 hoogtemeters overwonnen en komen we in een bocht van de weg bij een verlaten woning uit, la Joux genaamd op de kaart. Het huis is duidelijk bewoond en enkele seconden later komt een peuter ons tegemoet gelopen. Hij staat erop een gesprek te beginnen en stelt zich voor als Jean-Jacques. Het jongetje moet al zeer lang geen voorbijgangers meer gezien hebben, want hij ratelt maar aan een stuk door tegen eenieder van ons die maar oor wil hebben voor zijn verhaal. Tot we tenslotte opkramen en zijn moeder hem tot de orde roept.
En dan belanden we echt tussen het vee. Het wordt even moeilijk om de vele koeienvlaaien te ontwijken en daarbij de miljoenen strontvliegen van ons af te houden en we belanden bij de vervallen boerenstal, die La Race heet. Even verder staat een mobiele koeienmelkerij en de stal zelf is duidelijk niet bewoond, maar kan nog altijd dienen om er rood-witte verfstreepjes op te plaatsen. En het blijft nog even klimmen tot we verderop de 800 meter hoogtelijn overschrijden. Dan gaat het lichtjes bergaf naar het volgende dorp, Courtefontaine. Het is 12u15 als we verder gaan richting kerk. We gaan er recht op af en aan de voorkant zien we enkele lindebomen staan, die wat schaduw geven. Eronder is een grasveldje en meer hebben we niet nodig als picknickplaats. Komt daarbij dat de kerk op een hoogte ligt en we zo een mooi zicht hebben over het dorp en de onmiddellijke omgeving. De baguettes, de kaas en de worsten worden bovengehaald, evenals de tomaten en natuurlijk … de wijn.
Stilaan gaat het weer omhoog. We zitten hier in de grote bocht van de Doubs, die hier even een uitstap maakt in Zwitserland. Via een hek belanden we op een weg bij een grote boerderij, Montsassier-dessous. We wandelen wat verder en zien dan langs de weg een pijltje dat het veld in wijst richting Doubs. Het heeft als opschrift onder andere Cimetière Anabaptiste de Montsassier’. Met een mooi panorama voor ons gaat het richting Fessevillers. Het dorpje lijkt, zoals gewoonlijk, weer uitgestorven. Als we aan een toch toevallig voorbijkomende inboorlinge vragen of er hier ergens een mogelijkheid tot drinken is, wijst ze ons wat verderop, maar ze roept ons nog na :”Je pense que c’ est fermé maintenant !” En inderdaad, ons geluk kan niet op, de ‘Auberge l’ Ecurie’ ziet er niet echt vol leven uit. Toch lezen we op een bord bij de deur OUVERT, maar als we de deur proberen open te doen, blijkt die potdicht. Het is net enkele minuten voor 3, dus – goedgelovig als we zijn – denken we : ‘Dit zal over een paar minuten wel opengaan’ , en we zetten ons alvast maar op het terras. Maar als er na een kwartier nog geen teken van leven is, ga ik even naast het huis kijken, en zie daar enkele mensen in de tuin zitten. Op mijn vraag of het café niet open gaat, krijg ik een ontkennend antwoord. Dat is dus de horeca op zijn frans !
Na een half uurtje rust op het terras, besluiten we dan maar om op te krassen en de laatste etappe van de dag aan te vatten. We maken een grote boog langs een bos en passeren een abri, waarna we boven op de heuvel uitkomen bij de plaats ‘Sur le Mont’. Een mooi uitzicht is onze beloning en dat wordt dan nog omlijst door een prachtige bos bloemen. We lopen even tot de rand van het bos en zien dan dat we hier terecht gekomen zijn in het Fôret de la Joux op 981 m hoogte.
Zoals ik al dacht, komen we even later om 16u30 in het gehuchtje van Urtière. Niet meer dan een paar boerderijen en … een kapel. Maar blijkbaar wel een speciale, want er is een mooie site rond gemaakt : een grasplein en wat infopanelen zijn voorzien voor de geïnteresseerde toerist, en als het om kapellen gaat, dan zijn we geînteresseerd ! La Chapelle St. Roch van Urtière werd gebouwd in 1636 door 2 zonen ter ere van hun vader op een plaats waar vroeger een begraafplaats was voor slachtoffers van de pest. Het dak en de typische klokketoren werden in de 19e eeuw toegevoegd en de kapel is toegeweid aan Sint Rochus, beschermer van de pest-slachtoffers. Tegenover de kapel staat er nog een stenen kruis op een gedraaide pilaar uit 1687. Iets links van ons bevindt zich de Grotte du Bief Parou. Het is een grot waar vrij veel aan speleologie gedaan wordt. Al snel passeren we het bordje met GOUMOIS : Site Européen de canoë-kayak. We zigzaggen naar beneden en komen om 17u40 bij de brug over de Doubs uit. We steken over naar de Zwitserse kant en komen zonder controles uit bij ons hotel, het Hôtel du Doubs. We maken nog even een wandelingetje door het tweelingdorp. Vlakbij staat er een bescheiden monument. Het is een beeldhouwwerk van een figuur en daaronder een plaket met een Poolse vlag. Het blijkt dat in de dagen van de Duitse inval in mei en juni 1940 in Frankrijk ook gevluchte Poolse soldaten met de Fransen meevochten tegen de Duitsers. Zoals we weten werd het voor de Fransen een debacle en sommige troepen moesten zich ook terugtrekken tot tegen de Zwitserse grens bij Goumois. Vandaar trokken onder andere tussen 18 en 20 juni ook een 450 Poolse soldaten de grens over om in het neutrale Zwitserland geïnterneerd te worden.
55. Goumois - La Rasse (22km) : 23 Mei 2007
Uiteindelijk is het bijna 10u als we de asfaltweg op en het dorp uitgaan naar het zuiden. Vanop de asfaltweg nog hebben we een zicht op de befaamde Rocher du Singe van Goumois.
Het is een rotsachtig uitsteeksel aan de Zwitserse kant van de Doubs, dat ongeveer het profiel van een aap heeft. We zullen de twee volgende dagen op de grens van Frankrijk en Zwitserland lopen. Het eerste deel van de route is een plaatselijk ‘Sentier botanique’ en we krijgen dan ook volop informatie over de rivier en de plaatselijke fauna en flora.
Het traject langs de rivier is niet zo vlak als je zou kunnen denken. Af en toe gaat het fiks de hoogte in als we wat van de rivieroever afwijken en de GR ons wat meer naar de zijkant van de vallei brengt. Als we dus even later weer langs de rivier komen, is het wateroppervlak plots sereen en bijna spiegelglad. Om 11u20 komen we bij la Chapelle le Bief d’ Etoz uit op een verharde weg. Het kapelletje zou ontstaan zijn, nadat een ridder hier ergens in de buurt van zijn paard tegen een rots gevallen was. Het moet een stevige val geweest zijn, want hij beloofde onmiddellijk dat als hij zou genezen, hij hier een kapel zou bouwen. We bevinden ons nu op een breed pad en stappen even later op een redelijke afstand van de rivier voorbij de barrage en electriciteirscentrale van La Goule. In de diepte links van ons stroomt ergens de Doubs, maar die zien we maar nu en dan even in de zon glinsteren. Om 12u30 komen we uit bij een pracht van een picknickplaats, de Abri de la Charbonnière du Haut op 630 m hoogte. De abri is de ruine van een vroegere boerderij, waarvan de overgebleven muren omgebouwd zijn tot een multifunctionele pleisterplaats.
We staan hier op een belangrijk kruispunt : hier moeten we beslissen of we de befaamde ‘Echelles de la Mort’ willen trotseren of niet. Van hier uit kan men afdalen naar de Doubs en via een variante onderaan de Echelles terechtkomen. We hebben al dikwijls gehoord en gelezen over deze ladders des doods en hebben begrepen dat ze al bij al vrij veilig zijn. We vervolgen dus gewoon onze weg op zo een kleine 100 meter boven de rivier. Vanaf hier heet de vallei van de Doubs trouwens ook ‘La Vallée de la Mort’. De Doubs heeft zich vanaf hier stroomopwaarts door de eeuwen heen een vallei van 15 km lang en 70 m diep gegraven in de rotsen.
En dan staan ze daar … de beruchte Echelles de la Mort, één van de meer bekende evenementen op de GR5. We zijn eerst wel wat verrast, want de aloude, versleten trappen, die we al jarenlang op het internet hebben kunnen bewonderen, zijn net vorig jaar, na 70 jaren trouwe dienst, vervangen door 3 spiksplinternieuwe exemplaren van 15 meter hoogte elk. Toch worden we nog even ingelicht over de verkeersregels op dit cruciale stuk van de GR5. Maar dan valt me iets op : het gebruik van de ladders wordt in 3 talen uitgelegd, het Frans, het Engels en het Duits en voor elk van de talen staat een vlaggetje : een Frans, een Engelse Union Jack en … een Belgische vlag ! Voor we aan het eerste exemplaar beginnen komen we nog langs een heiligenbeeldje in een nis, waar we nog even een schietgebedje prevelen voor een goede afloop. Het zijn best wel flinke ladders, maar door de begroeiing en de stevigheid van de constructies voelen we ons op geen enkel moment echt in gevaar. Zonder problemen komen we na enkele minuten veilig aan op de begane grond.
En dan trekken we verder door de diepe kloof, die de Doubs in de loop der eeuwen hier in het gesteente heeft uitgesleten. En het is waarschijnlijk door deze speciale, vochtige omgeving dat we wat verder terechtkomen in een bos komen dat als het ware overdekt is met mos, een Tolkien-achtige wereld, een mosbos. En inderdaad, het lijkt wel of er elk moment achter een rotsblok of een omgevallen boom een hobbit tevoorschijn zal springen. Het pad slingert zich tussen rotsen en bomen door en alles is overdekt met hetzelfde groene kamerbrede tapijt. We lopen nu af en toe weer zeer dicht langs de rivier en die is hier zijn kalme karakter weer verloren; Hij stroomt hier woest door de smalle kloof. Na 40 minuten komen we uit bij het volgende doel : le Barrage du Refrain. Op het water wordt onze aandacht getrokken door het vele gevogelte : eenden van allerlei soort, futen op een nest en dan zien we vlakbij op nog geen 5 meter van de wal een pracht van een zwaan zitten op haar nest. We komen voorzichtig wat dichterbij om een foto te trekken, maar het dier voelt zich blijkbaar op haar gemak en blijft rustig zitten.
Even later komen we bij een grote parking met een groot infobord over ‘Le Pays Horloger’ en we staan wat verder tenslotte op een echte asfaltweg en een brug over de Doubs; de eerste die we zien sinds Goumois. Het is le Pont de Biaufond en in het midden bevindt zich weer de grens tussen Europa en Zwitserland. Aan deze zijde van de rivier staat wel een soortement oude bunker, maar die is al jaren niet meer gebruikt. Nadat de rivier nog een bocht gemaakt heeft , moeten we nog een kleine helling op en dan staan we om 16u35 bij het Hôtel de la Rasse. Het hotel ligt op Franse bodem, maar is alleen met vervoer bereikbaar via Zwitserland. We steken de brug over naar Zwitserland en moeten nu even een asfaltweg, met toch wat verkeer volgen. Wegwijzers wijzen er de automobilisten op dat er zich hier ‘Promeneurs’ op de weg kunnen bevinden (bijna zoiets als overstekend wild !), maar we zijn toch geruster als we na een kleine kilometer en enkele tunneltjes aan de afslag naar ons verblijf voor vanavond komen. Een oversize plakkaat kondigt aan dat de ‘Auberge de la Maison-Monsieur’ ouvert is, en we beginnen aan een korte afdaling naar ons einddoel.
56. La Rasse - Villers-le-Lac (25,5km) : 24 Mei 2007
Verspreide nevels dwarrelen een tiental meter boven het wateroppervlak van de Doubs. We moeten terug naar de asfaltweg en slaan linksaf richting La Rasse en de franse grens.
De plassen op de asfaltweg leren ons dat er gisteravond toch nog redelijk wat regen uit de lucht is gevallen.We vervolgen onze weg langs de linkeroever van de Doubs. Onder de brug was ze nog vrij woelig, maar enkele honderden meters verderop is de stroom weer erg vredig. Wat verder kunnen we op de andere oever ons verblijf van gisteravond zien. Doorheen de mistige nevelen zien we de dortoir, waar we net nog ons ontbijt hebben gegeten. Na nog een tijdje wandelen, komen we bij ons volgende herkenbare punt uit, een onbewoond gebouw dat dan waarschijnlijk de ‘Bistrot de Bonaparte’ moet voorstellen.
Hier en daar komen rotsachtige formaties dicht bij de rivieroever en loopt hat pad dan ook juist langs de oeverrand. Een klein half uur na onze ontmoeting met de ‘Bistrot de Bonaparte’ komen we bij een volgend abri uit. Het is een schuilhut voor plaatselijke vissers, die hier hun geluk komen beproeven. De hut is open, maar er is daar buiten een bezemsteel, weinig te vinden. Na een klein half uur vertoont de overzijde van de dalwand plots een enorm litteken. We zijn gearriveerd bij de ‘usine électrique du Châtelot’, een electriciteitscentrale, die verbonden is met de grote stuwdam van Châtelot enkele kilometers stroomopwaarts. We komen om 10u30 uit bij de volgende hut, de abri du Torret. Juist op dat moment zie ik iets over mijn voorarm kruipen en ik herken het onmiddellijk : een teek ! De bekendste Europese soort, die ook de Lymeziekte overbrengt, is Ixodes ricinus of de schapenteek, een parasiet op vogels en zoogdieren. Gelukkig heeft dit exemplaar zich nog niet vastgebeten, maar is nog op zoek naar een goede eetplaats. Even blazen en ze kan ergens anders gaan zoeken.
We moeten nog een kilometer of 8 de Doubskloof doorwandelen. Eerst is er nog een mooi smal deel van de vallei te bewandelen. Af en toe is de vallei hier echt maar een meter of 15 breed. Soms leidt het wandelpad ons weer juist naast steile, grijze rotswanden en dan weer lopen we op een smal paadje juist naast het water van de Doubs. We zitten hier echt in de ‘Gorges du Doubs’. Maar na een 50 minuten wandelen, gaat het plots wat meer omhoog. Tenslotte komen we rond 12u15 op een parking uit in de zon. Aan de afsluiting kunnen we in de diepte de enorme Barrage du Châtelot zien liggen met het stuwmeer erachter. Een plaatje vertelt ons dat iets verder een belvédère is, wat natuurlijk een ideale plaats blijkt voor onze picknick, terwijl we tegelijk in de schaduw zitten en een prachtig zicht hebben op de stuwdam en de Zwitserse bossen aan de overkant.
Om 13u zijn we weer onderweg. Het pad daalt verder af richting barrage en er komt zelfs een echte metalen ladder aan te pas om ons tenslotte op het niveau van de dam zelf te brengen. Het meer wordt stilaan breder en op een bepaald moment is het wel enkele honderden meters breed. Over een afstand van een honderd meter komen de rotsen hier tot tegen de waterkant. We komen nu en dan ook wat andere wandelaars tegen, wat er waarschijnlijk op wijst dat we de waterval van de Doubs aan het naderen zijn. Het gaat nog even licht op en af en dan bereiken we iets voor 14u – samen met heel wat andere toeristen – het uitzichtpunt van de fameuze ‘Saut du Doubs’.
En de Fransen maken er geen klein werk van, want we staan hier voor een ‘grand site national’ of ‘premier site naturel de Franche-Comté’ en dat zullen we geweten hebben. Niet alleen zijn we nu plots omringd door een hele horde toeristen, maar voor ons en deze mensen zijn er ook voorzieningen getroffen : banken, uitzichtpunten, trappen, en diens meer zorgen ervoor dat de gemiddelde toerist zonder moeite het plaatselijke natuurwonder kan ontdekken. Niet dat het te onderschatten is, natuurlijk. Vanaf het eerste uitzichtpunt dat we bereiken, zien we dat in een scherpe bocht de Doubs hier plots een val maakt van 27 meter en dat doet met heel wat lawaai, afhankelijk van zijn debiet.
We laten de drukte links liggen en beginnen aan de klim, die ons uit de kloof van de Doubsvallei moet brengen. Niet veel later beginnen er plots enkele druppels naar beneden te vallen. Eerst denken we nog dat het wel voorbij zal trekken, maar al snel beseffen we dat we er niet aan zullen ontsnappen. Voor de eerste keer deze week, halen we de ponchos boven. Tussen de bomen door hebben we nu en dan nog enkele doorkijkjes op de rivier, die stroomopwaarts van de waterval terug zijn vredige, rimpelloze oppervlak heeft aangenomen. Stilaan komen we wat meer huizen tegen en ook aan de andere kant van de rivier trekken de heuvels zich wat meer terug van het water. Als even later de zon terug doorheen de wolken breekt, zien we aan de overkant in Zwitserland het dorpje Les Brenets schitteren in het licht. We bevinden ons hier – eigenlijk al van het begin van onze wandelweek in Villars-lès-Blamont – in ‘le Pays Horloger’ en deze stad is één van de grote centra ervan. Hier in Villers-le-Lac is zelfs een horlogemuseum. We volgen de hoofdweg verder en verlaten die bij het grote bord ‘Acceuil des Randonneurs’ . On est arrivé ! We begeven ons naar de gîte ‘Le Clos Rondot’ geheten.
57. Villers-le-Lac - Les Seignes (21,5km) : 25 Mei 2007
Na een vrij steile klim komen we langs de sportterreinen, zien terug groene bossen voor ons opdoemen en als we achter ons kijken, spreidt de stad zich aan de overkant van de Doubs uit op de tegenoverliggende helling van de vallei.
De wandeling doorheen de Gorges van de Doubs is nu echt voorbij. De volgende dagen zullen we doorbrengen op de hoge kammen van de Jura. Langs het bospad gaat het dus vrij steil naar omhoog , want nog voor deze middag zullen we waarschijnlijk op het hoogste punt van de kam aangekomen zijn. Een klim van 758 m (Villers-le-Lac) tot op 1287 m, of meer dan 500 meter hoogtewinst op enkele uren. Bij een verzameling huizen en boerderijen, die op de kaart de naam le Prélot heeft gekregen, bereiken we reeds de 1000 meter hoogtelijn.
Eerst langs een wei vol herkauwende koeien en dan doorheen een prachtig groene vallei komen we ter hoogte van een indrukwekkende loofboom bij een draadafsluiting. De GR leidt ons linea recta naar een boerderij. Het gebouw is echter niet alleen maar een boerderij, maar ook een gîte. We bevinden ons nu zoals ze in het Frans zo mooi kunnen zeggen “le lieu-dit” Sur la Roche op 1160 m hoogte. Als er geen reactie komt op ons aankloppen, besluiten we maar verder te trekken en zijn bijna weg, als plots de deur opengaat en de bazin toch wakker blijkt (maar toch niet heel lang precies)! We bestellen 4 pintjes en zetten ons even in de schaduw. Bij het afscheid maant de waardin ons nog aan niet te talmen, want het schijnt dat het “ça va pêter” deze namiddag. Het zal dus gaan knallen … of donderen. Potverdorie, nu dachten we toch dat we het droog gingen houden vandaag. Afwachten maar, het is niet de eerste keer dat een weersvoorspelling mis is !
Bij een grote boerderij, nu ook Gîte de France, gaan we terug het veld in en lopen recht naar de Zwitserse grens toe. Eerst moeten we nog een flink uit de kluiten gewassen mesthoop vermijden, en daarachter vinden we een bospad, dat ons na een paar honderd meter klimmen boven op de kam bij een huis brengt (Haut des Roussottes).
Het huis staat op Zwitserse bodem. De GR 5 zal hier enkele kilometers lang de grens zelf volgen en grensstenen markeren de grens tussen de 2 landen. Het pad loopt nu eens links en dan weer rechts van een muurtje. Na een tijd wordt het minder steil en bevinden we ons op het hoogste deel van de kam. We komen uit bij de eerste grenssteen of borne nr. 20. De steen vertoont aan de andere kant het jaartal 1819, waarschijnlijk toen het hier geplaatst werd als gevolg van het Congres van Wenen dat toen vele grenzen in Europa vastlegde. Aan de ene kant is er een Franse lelie in gebeiteld en aan de andere 3 “chevrons” of (gehoekte) strepen, die erop wijzen dat we aan de andere kant van de grens het Franstalige kanton Neuchâtel vinden. Boven op de steen wijst een rode lijn de loop van de grens aan, en die volgen we dan ook richting nummer 21. Naar het westen toe hebben we nu en dan een prachtig vergezicht op dit deel van Frankrijk. We kunnen op een bepaald moment zelfs de plaatsen Morteau en Villers-le-Lac zien liggen.
Om 11u43 bereiken we het hoogste punt van de Côte du Meix Musy ter hoogte van een communicatie-pyloon. We staan op een hoogte van 1287 m en houden even een rustpauze. Borne na borne stappen we voorbij … 28 … 29 … 30. Het gaat lichtjes bergaf en nu en dan duikt het stenen muurtje terug op. We volgen de GR-strepen en komen bij een boerderij op een verharde weg uit. We zijn aangekomen bij het plaatsje le Petit Gardot en bevinden ons terug op Franse bodem. Rechts in de verte zien we een groepje gebouwen liggen. Het is ons volgende doel : le Gardot. Langs velden en op het eerste zicht onbewoonde huizen komen we op een grotere verkeerweg uit, die we nu eigenlijk naar rechts moeten volgen. Maar we weten dat er in het gehucht le Gardot op de grens een auberge is en daar kunnen we niet aan voorbij gaan ! En het is wel duidelijk welk gebouw we hier moeten hebben. Enkele meters voor de slagboom met Zwitserland staan er op een dak een grote vork en een groot mes en als dat niet voldoende mocht zijn, wijst op een groot paneel een flinke pijl ons in de goede richting. Op het terras in de zon bestellen we 4 pinten.
Een pijl wijst ons de richting naar een mooi uitzichtpunt (belvédère du Vion Billard) en na een honderd meter komen we bij een bankje uit, waarvan we een subliem uitzicht hebben op dit deel van de Jura Diep onder ons (een 200 meter toch) zien we het dorpje Derriére le Mont liggen en verderop strekken zich de Jura-heuvelruggen uit zover het oog reikt. Het is al 13u45 en het is hier natuurlijk een ideale plaats voor onze picknick. De GR brengt ons na een halve kilometer bij het gehucht les Cernoniers, waar zich als enige bezienswaardigheid een mooi kapelletje bevindt. Voorbij de afslag naar de boerderij ‘les Charmottes’ vatten we de klim naar le Vieux Châteleu aan. Een stuk verder komen we uit bij weer een groepje huizen, dat de intrigerende naam ‘le Nid du Fol’ draagt . En het is precies of we de loofbossen achter ons gelaten hebben. Hier bevinden we ons in het land van de dennenbossen. Iets verder wandelen we voorbij de afslag naar Les Cerneux waar zich blijkbaar ook een gîte d’ étape bevindt. Tenslotte komen we terecht aan de rand van het bos, waar we trouwens nog enkele dotterbloemen (Caltha palustris) zien en waar in de verte onze eindbestemming van de dag ligt : de paar gebouwen, die het gehucht Les Seignes rijk is. Om 17u15 komen we aan op het erf van de vroegere boerderij “La Maison des Seignes”.
58. Les Seignes - La Cluse-et-Mijoux (26km) : 26 Mei 2007
We slaan de richting in naar le Grand Mont en vinden al snel de streepjes van de GR5 terug. Rechts voor ons zien we les Rochers du Cerf opdoemen.
Voor we die kunnen beklimmen, doet de GR5 ons nog eerst wat afdalen in de vallei van le Théverot. We zijn sinds ons vertrek al meer dan 100 meter gezakt en nu wacht ons een klim van een 300 meter naar de Zwitserse grens en de kam van les Rochers du Cerf bij la Côte du Cerf. Ik ben benieuwd dat we bij al dat ge-“cerf” ook enkele herten te zien zullen krijgen. Er staat een flinke wandelwegwijzer waar allerhande richtingen en afstanden op staan aangegeven. Er staan hier en daar zelfs aanpassingen op, zodat het een hele kerstboom is geworden.
We moeten onze krachten wat doseren, want van nu af is het minstens 3 kilometer bergop. Eerst is het pad nog breed en vlak, maar stilaan gaat het niet alleen steiler, maar ook wordt het pad zelf wat moeilijker begaanbaar. Een eenzame richtingwijzer wijst ons de richting aan die we moeten nemen en waar we met moeite een pad door het gras zien lopen. We hebben het hoogste punt van de Rochers du Cerf bereikt op 1200 meter boven de zeespiegel. Op de grens liggen hier twee op het eerste zicht onbewoonde gebouwen, één op Zwitserse bodem, waarop een hert is geschilderd, en één op Franse bodem, dat eerder een schuur is. Een ijzeren poortje markeert bij een wegwijzer de grens. Aan de rechterzijde ervan vinden we weerom de grijze grensstenen, die we gisteren ook al zagen op de kam van le Meix Musy.
In een haarspeldbocht wijst een bordje naar les Alliés ons van de brede weg af. Als we verdergaan doemen voor ons enkele huizen op tussen het groen. Het plaatsje heet le Cernet de Doubs en ligt praktisch op de grens met Zwitserland. Voor de huizen worden we via een smal pad het landschap ingestuurd en ongemerkt overschrijden we weer de internationale grens en bevinden ons weer in Zwitserland. Na nog geen kilometer komen we iets voor 11u bij een prikkeldraad-afsluiting, waar een groot bord naast staat, dat ons duidelijk maakt dat we weer bij de grens staan en geen ongeoorloofde spullen naar de overkant mogen smokkelen. Gelukkig biedt een metalen overstapje ons een desalniettemin penibele overgang naar de Europese Gemeenschap. Zo blijven we een dikke 20 minuten verder stappen, tot we eindelijk uit de bossen tevoorschijn komen en het dorpje les Alliés voor ons zien liggen. Het is nog een eindje stappen en voor we de eerste huizen bereiken, komen we nog voorbij een pas ingericht gedenkteken. Het is opgericht voor een inwoner van dit dorp, die tijdens de laatste oorlog in het verzet heeft gewerkt en tenslotte toch door de Duitsers is opgepakt en ter dood gebracht. Het dorpje zou trouwens nog een andere anecdote bezitten. De mensen die het lang geleden gesticht hebben, zouden van Duitse oorsprong geweest zijn en daarom zou het plaatsje eerst ook les Allemands geheten hebben. Tijdens de eerste wereldoorlog moesten ook vele jonge mannen van dit oord gaan vechten tegen de Duitsers en er zijn dan ook proportioneel veel mannen gestorven in die strijd. Na de oorlog is de naam van het dorp dan ook omgedoopt in les Alliés, om de herinnering aan de grote vijand uit te wissen.
Bij de kerk staat ook op een prominente plaats het obligatoire monument voor de gevallenen van de wereldoorlogen. En het zijn er inderdaad een hele hoop. Van verscheidene families komt de naam meerdere malen voor op de goed verzorgde obelisk. En terwijl les Alliés langzaam in de achtergrond verdwijnt, slingert de weg zich verder doorheen de groene, golvende velden van de Jura. We laten de Ferme des Bonjour en de Ferme de la Barrillette achter ons en belanden terug op een onverhard pad. Ondertussen komt een gebouw onder in de vallei in het zicht. Het is le Moulin Maréchal. Bij de Ferme des Ouillettes gekomen, stuurt de GR ons toch van het asfalt weg en moeten we weer het bos in en … omhoog. Iets na 13u staan we bij de Passage d’ Entreportes, een soort van doorgang door een bergmassief. We komen hier langs de Dames d’ Entreportes. Het zijn geen jongedames, die hier langs de weg op ons staan te wachten, maar het is een rotsformatie die deze naam draagt. We zetten ons op enkele boomstammen langs de weg in het zonnetje en halen onze picknick boven. De Comté kaas en de Morteau worst gaan vlot naar binnen, zeker als ze overgoten worden door wat witte wijn.
Om 13u55 zijn we weer weg. Na een kilometer of zo, draaien we van de weg af en beginnen aan de beklimming van de flank van de Montagne du Larmont. Deze bergkam loopt van de Zwitserse grens naar La Cluse-et-Mijoux, waar ze door de Doubs in tweeën gebroken wordt. Dat is trouwens wat een ‘cluse’ is : een doorbraak door een bergwand, meestal veroorzaakt door een waterloop. Voor ons zien we op de bergkam tussen de bomen de zendmast, waarvan we weten dat die bij het Fort du Larmont Supérieur (Fort Catinat) staat. Ondertussen is de lucht wat donkerder geworden en de wind is ook wat frisser dan daarstraks. Om 15u10 wandelen we tussen de gebouwen van de Granges les Jantets
en de eerste druppels doen ons besluiten hier even te schuilen. Na een dik half uur lijkt het erop dat de regen toch stilaan begint te minderen. Het zijn hooguit nog een 4 kilometer tot onze auto, dus dat moet wel lukken. We zijn nog geen 300 meter ver of de hemelsluizen gaan pas echt goed open. We blijven een tijdje staan onder enkele dicht bebladerde loofbomen, terwijl het pad stilaan veranderd in een ondiepe, snelstromende beek. Een 10tal minuten later is de zondvloed toch wat minder geworden en vervolgen we onze weg als 3 monniken op bedevaart.
Om 16u30 komen we bij het Fort Larmont Inférieur aan. Het wordt ook Fort Mahler genoemd, naar een zekere generaal Jean-Pierre Mahler (1761 – 1808). De weg loopt langs de versterking heen en verder door, maar we kunnen het niet laten om langs de gracht van het gebouw naar de andere kant te gaan om even van het bekende uitzicht op Château de Joux te genieten. Terwijl aan onze voeten in de diepte de Doubs nog steeds de cluse wat dieper maakt, zien we aan de andere kant het historische kasteel van Joux. Daar moeten we de volgende maal langs als we onze weg naar het Meer van Genève verder zetten. Uiteindelijk komen we na heel wat zigzagwerk, bij een lange trap uit. Dan nog enkele meters dalen langs de trap en we staan op veilige bodem in de vallei. Hier is de vallei of cluse op zijn smalst. Over een afstand van misschien maar vijftig meter lopen hier een spoorlijn en een verkeersweg naast elkaar doorheen de kloof. We bevinden ons hier op het grondgebied van de Commune de la Cluse-et-Mijoux. Onderweg komen we nog langs een pracht van een kapelletje, het oratoire Saint Léger. Het heeft een prachtig klokvormig dak van leisteen en stamt uit de 17e eeuw. We slaan de hoek om en staan dan om 16u50 op de parking bij mijn auto. We stoppen al onze spullen in de wagen en vertrekken we terug naar les Seignes.
59. La Cluse-et-Mijoux - Métabief ( 20km) : 20 Mei 2008
We weten dat de GR5 zich in vogelvlucht een honderd meter van ons naar het westen bevindt, maar ik vind dat we de GR-draad terug moeten opnemen, daar waar we hem verlaten hebben … in Frambourg.
En hem verder moeten volgen, waarlangs al zovele GR5-wandelaars hem voor ons gevolgd hebben : langs het kasteel van Joux. We lopen langs de verkeersweg terug naar de ‘cluse’, de kloof tussen de beide forten. We zien de weg, die aan de overkant van de rails omhoog gaat naar het kasteel en dan zien we iets eigenaardigs : de wit-rode GR-strepen wijzen eenduidig naar een draineringsbuis, die hier onder de spoorweg loopt. Het zou dus de bedoeling zijn dat we hier onder het spoor doorkruipen, waarschijnlijk om een gevaarlijke oversteek te vermijden ! Maar die buis is hooguit een halve meter hoog en we zien het niet zitten om dubbelgebogen met een rugzakje op de rug door die konijnenpijp te kruipen. Neen, dan nemen we maar het risico dat er een trein langskomt. De spoorlijn is hier trouwens kaarsrecht en je ziet (en hoort) een trein hier al van honderden meters ver aankomen.
We vatten de beklimming van de weg naar het kasteel aan. Links van ons zien we de indrukwekkende muren van het bouwwerk dichterbij komen. Wat verder komen we bij een parking en de eigenlijke ingang van het Château de Joux. Het ligt hier op meer dan honderd meter boven de cluse, waarvan het al duizend jaren de doorgang domineert. Door deze kloof liep de handelsweg, die het zuiden (Italië en vroeger het Romeinse Rijk) via Bourgondië verbond met de Champagne streek en de Lage Landen. Het is samengesteld uit gebouwen en versterkingen van verschillende tijdvakken. Het heeft vele belegeringen en bezettingen gekend en er logeerden vele beroemdheden. Het pad loopt door een mooi bos langs de helling van de heuvel, die we juist beklommen hebben en zo komen we in het gehucht, dat we gisteravond nog verkend hadden.
We gaan recht de helling op en het bos in, linea recta omhoog naar de top van de kam van de Mont Crossat. Omkijkend, kunnen we doorheen de bomen nog net een laatste glimp opvangen van het Château de Joux. Uiteindelijk komen we uit het bos terecht op een open veld en vervolgen onze weg naar een groep gebouwen. De eerste is een grote schuur, waarop ‘les Granges Tavernier’ vermeld staat. Na een licht glooiing in het landschap beklommen te hebben, zien we aan onze rechterzijde het noordelijke uiteinde van het Lac St. Point. Langzaam dalen we af naar het plaatsje Chaon, waar we rond 11u10 binnenwandelen. Langs de rand van bossen en langs weiden vol met jonge koeien bereiken we het dorp Monrperreux. Een pijl van een plaatselijke wandeling maakt ons duidelijk dat hier de afslag is naar de befaamde ‘Source Bleue’. Wij gaan even van de GR5 afwijken en gaan voorzichtig de helling af. In de diepte horen we al van ver het geruis van een watervalletje. De eigenlijke Source, zien we links van ons uit een grot komen. En inderdaad, het heeft een bijzondere bijna azuurblauwe kleur. Hoe komt dit ? Volgens de legende zou het komen door de tranen van een ontrouwe vrouw, maar de oorzaak zal waarschijnlijk een minder romantische oorsprong hebben.
Als we op een asfaltweg komen, zien we even later de eerste gebouwen van Malbuisson rechts beneden ons liggen. We vinden voor de plaatselijke Syndicat d’ Initiative een bank waar we onze etenswaren uitpakken. Met een stevige slok witte wijn van de Côtes de Jura spoelen we de verse baguette met de kaas en de saucisse weg. We vinden de GR terug aan de rand van een wei en dan klimmen we weer omhoog naar het volgende bos. Rond 15u laten we het bos achter ons en bevinden we ons terug tussen weiden en afsluitingen. In de verte rechts van ons doemt al het uitnodigende, maar toch indrukwekkende silhouet van le Morond op.
We dalen verder af en komen rond 15u in het dorpje le Touillon aan. Iets voor 15u30 bereiken we het volgende dorpje le Loutelet. Weerom is het een verlaten plaatsje, waar zich geen beweging voltrekt. Na nog geen kilometer komen we tenslotte aan de plaats waar we de GR tijdelijk moeten verlaten om ons verblijf voor vanavond te bereiken. Het hotel Etoile des Neiges bevindt zich in Métabief en we dalen dan ook af naar het wintersportplaatsje, dat aan de voet van le Morond is gelegen. Om 15u45 staan we tenslotte voor ons eindpunt van vandaag.
60. Métabief - Mouthe (23km) : 21 Mei 2008
We vinden de GR terug bij de spoorlijn, die we nu verder volgen. In een klein half uur brengt de wandeling langs het spoorlijntje ons aan het oude stationnetje van les Hôpitaux Neufs.
Iets verder stoppen we even bij een infobord dat ons alle uitleg verschaft over ‘La Fontaine des Oiseaux’, waar we nu bij staan. Als we een kabelbaan bereiken, zien we wat hoger de chalet du Petit Morond liggen. We volgen een verharde weg en via enkele haarspeldbochten bereiken we dan om 11u00 stipt de top van le Morond op 1419 m hoogte … in de wolken. We kunnen nog wel de oriëntatietafel en het eindstation van de kabelbaan onderscheiden.
Na een kwartiertje rust zijn we weer weg via de ‘Sentier des Crêtes’. Als we wat afdalen van de top van le Morond, gaat ook de wind wat luwen, zodat we het al vlug wat warmer krijgen. Na nog een kwartiertje op en neer bereiken we de plaats, waar de kam aan de oostkant abrupt enkele tientallen meters de dieperik induikt. We zouden hier, bij de belvédère des Chamois een prachtig zicht moeten hebben op de vallei onder ons en verder in Zwitserland tot zelfs …. de Alpen, maar spijtig genoeg zitten we nog steeds in de wolken en ons zicht wordt nog meer beperkt. Ondertussen is op de kam, waar we ons bevinden de wind terug gaan opsteken. Op mijn thermometer lees ik dat het slechts 4,9 °C is, maar met deze ‘windchill-factor’, zou het me niet verbazen dat we erg dicht bij het vriespunt zitten. Wij willen nog even de kam volgen en vinden wat verder dan ook de top van de Mont d’ Or. Met 1461 meter is dit de tot nu toe hoogste top op de GR5. Veel merken we er uiteraard niet van in deze omstandigheden, maar gelukkig kunnen we op een infobord bekijken wat we nu missen : het ‘Vue panoramique du Mont d’ Or’ op een groot deel van het Lac Leman en het massief van de Mont Blanc in de verte.
Na een kwartiertje afdalen komen we over een grote weide bij la Coquille chalet en zien rechts van ons enkele boomstammen in het gras liggen. Perfecte zitplaatsen voor onze picknick. Ondanks de fles rode wijn, geraken we toch niet helemaal opgewarmd. Het wordt een lange afdaling naar de vallei en de ene chalet wordt gevolgd door de andere. Na de chalet Coquille komt de chalet la Blonay, vervolgens de chalet la
Boissaude en wat verder lopen we op korte afstand langs de chalet la Grangette. Na geruime tijd komen we op een asfaltweg uit, die ons wat verder bij les Granges Raguin brengt. Fijn is ook dat de zon terug doorheen de wolken begint te priemen. Een vos kruist enkele tientallen meters voor ons ons pad en – na enkele momenten nieuwsgierig ons aangestaard te hebben – vervolgt hij/zij zijn/haar weg.
Gaandeweg worden de paden breder en ook beter begaanbaar. Doorheen het geboomte komt rechts van ons ook stilaan de brede vallei van de Doubs in zicht en rond 15u45 zien we het kerkje van Mouthe verschijnen in de verte. We hebben eerst nog een afspraak met een oude bekende. Iets ten zuiden van het plaatsje Mouthe bevindt zich de bron van de rivier de Doubs en de GR is zo vriendelijk van ons er even langs te leiden. We laten ons even leiden door een richtingwijzer naar een mooi uitzichtpunt en via een lange trap belanden we na een korte klim inderdaad ook op een platform, vanwaar we een prachtig zicht hebben op de Doubsvallei met Mouthe in de verte. We zoeken terug de wit-rode streepjes op, die ons uiteindelijk dan toch om 16u bij het begin van de Doubs brengen. We vinden hier niet een klein bronnetje, vanwaar een dun straaltje water uit de grond of de rotsen sijpelt, maar de Doubs verschijnt hier al als een reeds brede beek in het zonlicht uit een grotopening.
Een mooi wandelpad langs de Doubs brengt ons vervolgens doorheen de vallei naar Mouthe. Als we onze gîte om 16u40 naderen merken we dat het geen alledaags verblijf is, maar een “Gîte d’ étape Art et Randonnée”. Als we binnengaan worden we verwelkomd door de eigenares die zichzelf en de gîte aan ons voorstelt. De gîte is een oude boerderij, die volledig omgebouwd is om gasten te ontvangen. Er is blijkbaar in de loop der jaren wel wat bijgebouwd, zodat het geheel een doolhof van gangen en kamers geworden is. Om 19u00 begeven we ons naar een restaurantje en ik had wel zin in een goede pizza, maar dat wordt een kleine desillusie ! De keuze voor de wandelaars is beperkt, maar we zijn uiteindelijk toch tevreden met het aanbod.
61. Mouthe - Chapelle-des-Bois (21km) : 22 Mei 2008
Om 9u10 vatten we onze dagelijkse wandeling aan. Voorlopig moeten we enkel de hoofdstraat van Mouthe zuidwestwaarts volgen, tot we bij een weg naar de Zwitserse grens komen. Wat verderop steken we via een brugje een klein beekje over, le Cul du Bief, en trekken verder de moerassige vallei door. Op een bepaald ogenblik stappen we langs een bosweg met een verhoogde berm links van ons en plots zien we er bovenop iets wits blinken. Het is in ieder geval een dierenschedel, maar van elk dier. We houden het met algemeenheid van stemmen erop dat we hier met de schedel van een jong everzwijn te maken hebben. Als de ‘bone-collector’ onder ons en wordt de schat aan mij toevertrouwd. We komen wat later uit in de drassige vallei van de Cébriot, een beekje dat uiteindelijk in de Mouthe uitmondt. Iets verder passeren we de ruïne van wat eens een watermolen zou kunnen geweest zijn en dan gaat het stilaan omhoog langs de met gras begroeide wand van de vallei tot we in de verte de spits van de kerktoren van Chaux-Neuve kunnen zien.
Tegenover het gemeentehuis slaan we een zijweg in en bereiken iets verder het plaatselijke monument ‘Aux Morts pour la Patrie”. Voor de obelisk bevindt zich nog een redelijk recente steen in donker marmer, die generaal Claude Ignace François Michaud herdenkt. Al snel zijn we het plaatsje uit en dan zien we iets verder aan de andere kant van de vallei bij le Lernier plots de grote springschans. Een pad leidt ons tussen velden door langs een onbewoonde schuur/woning tot op een verharde weg ter hoogte van een plaats die op de kaart les Paquiers genoemd wordt. Van hieruit gaan we nu het immense Foret du Mont Noir intrekken. Dit is één van die enorme wouden, die zich op de grens van Frankrijk en Zwitserland bevinden en deel uitmaken van het grote Parc Naturel Régional du Haut-Jura. Het is al 12u40 en we hebben – gezien het feit dat we al zover gevorderd zijn vandaag – besloten om hier van de GR af te wijken en de top van le Prè d’ Haut (1274 m) op te zoeken voor onze picknick. Er bevindt zich een soort van hut, waaromheen een hele schrootwinkel van antennes en andere metalen rommel te vinden is. Het is in ieder geval niet dé plek om onze baguettes op te eten. Die plaats zoeken we daarom even verder op, waar we een wat idyllischer uitzicht hebben op de omgeving.
Om 14u00 zoeken we de GR5 terug op en richten ons weer naar het zuiden. Het is telkens weer een verademing om na zolang tussen dichte begroeiing gezeten te hebben, weer wat zicht te hebben tot aan de horizon. Bij de Chemin de la Cernée zet een wegwijzer ons op weg naar ons einddoel. Maar eerst sturen de GR strepen ons nog door weiden, waar kuddes koeien hun veilige leven doorbrengen. Een richtingwijzer geeft aan dat we hier bij La Beurrière zijn aangekomen. Nu nog even de laatste rechte lijn richting einddoel inslaan. De zon is ons op het eind van de dag toch nog goedgezind en als we tenslotte een kwartiertje later de Chapelle-des-Bois binnenstappen gebeurt dat onder een bescheiden zonnestraaltje. Maar nog voor we het centrum van het dorp zelf bereikt hebben, bereiken we ons verblijf, het nog vrij nieuwe “Maison du Montagnon”.
En dan is het tijd om onze lichamen eens goed te verwennen. In de benedenverdieping vinden we alles. We zetten ons eerst even in de sauna en die doet ons eerst eens goed zweten. Een frisse douche brengt ons dan weer even op een draaglijker temperatuur en dan schieten we allen de ‘hammam’ in. En tenslotte als we allemaal goed rood zien van al die warmte, glijden we met z’n allen in het bubbelbad en blijven daar nog even relaxen. We krijgen eerst een lekkere bloemkoolsoep geserveerd en als hoofdschotel volgt dan een stevige worst met salade (natuurlijk) en daarbij gebakken patatjes met spekjes. Kortom een stevig maal dat we echt wel nodig hebben na enkele dagen in de buitenlucht vertoefd te hebben. Natuurlijk mag een flinke karaf met rode wijn niet ontbreken en de kaasschotel achteraf evenmin. Tenslotte komt de waard, die trouwens zelf ook meegegeten heeft, nog af met een grote bokaal fruitsla om de maaltijd met een fris dessert af te sluiten.
62. Chapelle-des-Bois - La Bief de la Chaille (23km) : 23 Mei 2008
Om 9u10 pakken we onze spullen bijeen en gaan naar het centrum van het dorp. Daar komen we uit bij het befaamde kerkje met het verroeste, plaatijzeren dak.
Voor ons rijst de steile rotswand van kalksteen, die de grens vormt. Wat ook niet echt opbeurend is, is het kleine ijzeren kruis dat hier moederziel alleen in de drassige grond naast de weg staat gepland. Hier zou blijkbaar in de 17e eeuw het kerkhof van de slachtoffers van de pest gesitueerd geweest zijn. En dan gaat het goed omhoog de rotswand op.
We moeten hier 300 meters omhoog, maar na een goed kwartier begint het pad toch al wat minder steil te worden en kunnen we hier en daar tussen het lover door al een blik werpen op de omgeving met onder andere de blauwe vlekken van het Lac des Mortes en het Lac Bellefontaine in de verte. Nog wat verder komen we dan op een groot grasveld uit aan de rand van de rotsen. En dan staan we voor één van die mooie panorama’s, die de GR 5 rijk is. Voor ons strekken zich heuvelrij na heuvelrij uit tot in de verte. Aan onze voeten ligt tussen de frisgroene weiden het dorpje Chapelle-de-Bois en verderop de immense bossen van het Foret du Mont Noir. We blijven nu een tijd lang op de rand van deze rotsen verder wandelen en belanden zo een kleine 10 minuten later bij het enorme kruis van wel zeker een 10 meter hoog. Een 100 meter ten westen van het kruis komen we bij een Zwitserse wandelwegwijzer en beseffen dat we ons hier op de internationale grens bevinden. De plaats heet ‘Roche Champion’ en we staan hier op een (Zwitserse) hoogte van 1325 m boven de zeespiegel. Vanaf hier blijven we een tijd de grens volgen. En dat blijkt al snel als we even verder de eerste grenssteen tegenkomen langs het pad. Ze zouden hier al staan van 1824. De inscripties op deze steen zijn nog recent wat bijgeschilderd, zodat we duidelijk kunnen zien dat ze allemaal voorzien zijn van een lelie (‘fleur de lys’) aan de Franse zijde (F) en een soort wapenschild aan de Zwitserse (S). Het is er niet meer aan te zien hier, maar er zou zich vroeger een ‘mur frontière’ bevonden hebben op deze plaats. Een muur van opeengestapelde stenen, door de Zwitsers aangelegd in de 17e eeuw, die 250 km lang liep van Bazel tot aan Génève.
Onze volgende halte, ‘la Roche Bernard’. Daar aangekomen staan we weer voor een panorama uit de duizend. Enkele honderden meters lager liggen de blauwe vlaktes van de Lac des Mortes en het Lac Bellefontaine aan onze voeten. Het is alsof we voor een levensgrote landkaart staan in technicolor. Van hier uit trekken we het reusachitge Forêt du Risoux in. En zo wandelen we ongemerkt van het ene bospad op het andere, want volgens de kaart zitten we al een poos op de Route du Chemin Neuf als we bij een vrij groot kruispunt komen,le Plan des Buchaillers.
Een kwartier later, komen we bij een volgend kruispunt en daar staat een pracht van een bank op ons te wachten aan de kant van de weg in de schaduw van enkele grote sparren voor onze picknick. We zitten hier echt wel midden in het grote Forêt du Risoux. Om 14u20 passeren we een grote, open plek – Plan Pichon genoemd – dat even als een soort verademing voelt. We zien weer even de open lucht boven ons en het is een mooie blauwe lucht. Om 14u30 komen we dan uit op een volgend kruispunt, waar we op de kaart ‘Chalet Rose’ bij zien staan en inderdaad we worden op onze wenken bedient, want er bevindt zich een roos chalet op de plaats. Langs een bosweg met de poëtische naam Route Forestière de la Combette aux Quilles trekken we snel verder.
Nog een kilometer verder begint het stilaan bergaf te gaan. Het pad wordt kleiner en rotsig en het groen sluit ons meer in, maar we voelen dat het einde van het bos in zicht komt. Nog een honderd meters verder bereiken we een chalet, la Loge à Ponard genoemd. Na nog een steile afdaling bereiken we de eerste huizen van les Rousses. We zijn hier namelijk in les Rousses-en-Bas, wat betekent dat we nog een klim voor de boeg hebben voor we aan onze verfrissing kunnen geraken. Na een kort klimmetje bereiken we om 16u het kerkje van les Rousses-en-Haut. Gelukkig blijkt het toeristisch genoeg om enkele café’s te bevatten en we zetten ons dan ook snel neer op het terras van de Brasserie “La Bonbonnière”.
We passeren nog wat huisjes, maar als we een asfaltweggetje overgestoken zijn, komen we in de beboste vallei van de Bief de la Chaille terecht. Het pad blijft de volgende 20 minuten de vallei volgen tot we terug op de verharde weg uitkomen en na enkele meters om 17u10 de jeugdherberg bereiken. Om 19u30 worden we verwacht in de eetzaal. Het eten is eenvoudig, maar stevig en na het diner worden de tafels afgeruimd. Ondertussen is er een grote internationale groep muzikanten toegekomen, die heel wat leven brengen in de brouwerij. Ze hebben heel wat plaats nodig om al hun materiaal en instrumenten te plaatsen en als we die avond nog door de kelder passeren na een korte avondwandeling, merken we dat ze ook een flinke hoeveelheid Leffe bier bijhebben. Fijnproevers zijn het dus !
63. La Bief de la Chaille - Nyon ( 23,5km) : 24 Mei 2008
Er is hier minder bos en de weiden zijn nog dampend nat van het vocht van de dauw en de regen van gisterennacht. We passeren een brugje over het riviertje en wandelen langs de gîte de la Grenotte. De route loopt nog wat verder omhoog tot we na nog een stukje verharde weg uitkomen bij het gehucht les Cressonnières. Door een wirwar van zijwegjes in La Cluse probeert de GR ons dan via minder drukke wegen tot bij de grensovergang te brengen.
Al onmiddellijk merken we dat we in het super nette land van de Helvetiërs beland zijn. Nette wegen, nette huizen en iets later een lange rij van mega-koeienbellen onder het dak van een Zwitserse chalet. In plaats van de rood-witte strepen, die we nu al volgen sinds we Frankrijk binnenstapten, worden we nu de weg gewezen door gele ruiten ! We lopen hier even op een smal pad , dat zich tussen de spoorlijn en de weg naar de Col de la Givrine situeert, maar wat verder kunnen we dit precair paadje achter ons laten en kunnen we ons laten opslokken door het frisse groen van het Bois de la Pile.>En dan laat ons geluk ons op de valreep dan toch nog in de steek : het begint te regenen. Onder een grote spar halen we de regenkledij voor de eerste keer deze week uit de rugzakken. We volgen het nu stilaan modderig wordende pad en zien in de verte de weg van La Cure naar St. Cergue liggen. Om 11u15 komen we na een korte klim uit bij enkele bijeenstaande huisjes, Couvaloup de St. Cergue genaamd. Van een hoogte van ongeveer 1200 meter aan de Frans-Zwitserse grens moeten we vandaag afdalen naar 375 meter aan de oevers van het Lac Leman. We zijn nu in la St. Cergue (nog niet het echte St. Cergue), waar we tussen de huizen door de gele ruiten volgen.
Je zou het niet zeggen als je zo doorheen het frisse groen loopt, maar slechts enkele kilometers ten zuiden van ons bevindt zich één van de belangrijkste verwezenlijkingen van de Europese wetenschap. Op of liever onder de Frans-Zwitserse grens iets ten zuiden van ons bevindt zich de Large Hadron Collider (LHD) van de CERN (Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire). Om iets na 12u komen we dan in St. Cergue aan en laten de GR even voor wat hij is. Het is niets te warm en van al dat afdalen gaat onze temperatuur ook niet omhoog, dus gaan we even een café zoeken om wat bij te komen. In het Maison de Ville aan het rond punt in het centrum vinden we zowel drank als … drukte. Doorheen een gemengd loof- en naaldbos dalen we nu verder af in de mist, of liever de wolken. We merken dat het pad regelmatig bestaat uit grote steenblokken en begrijpen het als we in de topogids lezen dat we ons hier eigenlijk op een oude romeinse heirbaan bevinden, een oude romeinse weg, die ooit nog Nyon verbond met Parijs.
Onderweg kwamen we plots een hele groep in hun beste tenue gestoken Zwitsers tegen met een flinke kudde koeien. We waren getuige van een jaarlijkse gebeurtenis, die hier plaatsvindt in de lente. Het vee dat in de winter op de vlaktes ten noorden van het Lac Leman verblijft, wordt in de meimaand, via dit zelfde pad naar de grazige weiden boven in de bergen gebracht. Dit is de eeuwenoude gewoonte van de “transhumance”. Eindelijk wordt ons een wazig zicht op het Meer van Génève gegund. Achter de huizen van een nieuwe wijk, zien we in de verte nog net het meer en daarachter duiken zelfs nu en dan hoge, donkere schaduwen op waarin we de eerste bergen van de Alpen vermoeden. Om 13u45 komen we dan bij een watertrog met fontein langs de weg én een bank. Dat laatste gegeven doet ons beslissen om hier te stoppen en voor onze picknick.>We gaan verder door het centrum van Trélex en bewonderen de oude poorten van de huizen en de mooie beplantingen. We komen in de buitenwijken van Nyon, vanwaar de GR5 meer een stadswandeling wordt. We lopen de lange, rechte Route de St. Cergue af. Ik kom het pas achteraf te weten, maar het stadje Nyon gaat er prat op een belangrijke rol gespeeld te hebben in één van de boeken van onze Belgische stripicoon Remy Georges alias Hergé, namelijk “De Zaak Zonnebloem”. Op een bepaald moment zijn Kuifje en Kapitein Haddock in Nyon op bezoek bij Professor Zonnebloem en ze bezoeken hem in zijn villa in de buitenwijken van Nyon. Hergé had de gewoonte om veel research te doen voor hij zijn boeken tekende en ook de villa van Zonnebloem had hij getekend naar een echt bestaand huis in Nyon. Zonder het te weten, gaan wij dit voorbij op onze tocht langs de Route de Saint Cergue. Het eindpunt nadert en plots valt de toch wat beklemmende sfeer van een stad weg als we aan de Quai des Alpes staan en het grote blauwe oppervlak van het Meer van Génève voor ons zien. We begeven ons naar de embarcadère van de veerboot , waar we om 15u35 aankomen. Ergens aan de overkant ligt het kleine dorp Saint Gingolphe, waar we bijna 9 jaren geleden ook op de aanlegsteiger stonden om onze eerste stappen in de Alpen te zetten. Het lijkt wel een eeuwigheid geleden. In de verte zien we juist één van de vele boten aankomen. Wat later zetten we ons op het terras van het café-restaurant Quai 23 om de goede afloop van onze vijfdaagse te vieren.