GR 5 Wallonië

15. Visé – Nessonvaux ( 31,8 km ) : 13 Februari 1999

Het startpunt plaatsen we in Visé, een historisch stadje aan de Maas. Dat maakt voor vandaag een afstand van een dikke 30 km, en zo gaan we in één keer van de vallei van de Maas naar de vallei van de Vesder achter om Luik heen. Tot mijn verbazing komen

Tussen Dalhelm en Feneur

we al onmiddellijk uit bij het beginpunt van onze dagwandeling : de brug over de Maas.  Na nog een 100-tal meter verlaten we de Maas voorgoed, en beginnen we aan onze eerste klim van de dag Visé uit. Het heeft de laatste weken bij tussenpozen gesneeuwd en de temperaturen zijn ondertussen laag genoeg gebleven om de sneeuw op de velden en aardewegen te laten liggen. Dit gaat dus onze eerste sneeuwwandeling op de GR 5 worden. We volgen een door de witte sneeuwmantel moeilijk te onderscheiden kleine waterloop en bereiken zo aan de rand van de bomen een kruispunt van veldwegen. We passeren een restaurant en slaan achte r de parking rechtsaf richting Dalhem. We komen na nog een kleine stijging ter hoogte van enkele hoogspanningslijnen op het plateau terecht tussen de Berwinne en de Maas. In een wijde bocht zakken we af naar de pittoreske vallei van de Berwinne.

IJzige holle weg

Links van ons bevindt zich de ‘Ferme de Cromwez’. Aan onze rechterkant kronkelt de Berwinne zich door de vallei en aan de overzijde kunnen we een indrukwekkend gebouw onderscheiden : het kasteel Cromwé (een rusthuis). Rechts voor ons zien we in de vallei van de Bolland de huizen van de rest van Dalhem. Tussen huizen door bereiken we het centrum en de kerk van het gehucht Feneur. Nadat we een monument van een oude eik gepasseerd zijn, vervolgen we onze weg langs de valleiwand van de Bolland. Via een holle weg verlaten we het dorp Saint-Remy en klimmen nu naar de heuvelrug, die de Bolland hier scheidt van het dal van de Julienne.  Men heeft hier wel echt geprobeerd ons langs de meeste groene plekjes van het landschap te loodsen. Het gevolg is wel dat de GR als een dronkenman over de kaart waggelt, maar dat nemen we er graag bij.

We merken dat we in een heus natuurreservaat terecht gekomen zijn : ‘La Résèrve naturelle de la vallée de la Julienne’. Wat nog interessanter is, is dat er zich enkele zitbanken bij bevinden, en die doen ons beslissen hier toch maar een halte te nemen, om te picknicken. We volgen een asfaltweg richting Saive, waarvan we de kerk tegen de zon in, in de verte recht voor ons zien liggen. We willen de hoop al opgeven als we net om de hoek, vlak bij de kerk een cafeetje aantreffen. En tot ons geluk ontbreekt het hier natuurlijk niet aan één of ander stevig belgisch biertje. Na een avontuurlijke beklimming bereiken we een boerderij, de Ferme des Hospices.

Ruisseau des Marais

Rechts van ons is als een besneeuwde vulkaantop, de terril van de vroegere mijn van Rétinne/Micheroux opgedoken. Ze steekt iets meer dan 100 meter boven de omringende vlakte uit en zal ons als markant herkenningspunt in dit zacht golvende landschap nog lang gezelschap houden. We bereiken het plaatsje La Chapelle, een gehucht van Micheroux.  Al vlug bereiken we weer een asfaltweg, die ons al meanderend door het landschap rond 15u30 tot bij het Provinciaal Domein van Wégimont brengt . Een tot waterloop geworden hol weggetje, heeft een flinke laag ijs gekregen, en deze keer moeten we niet klimmen, maar afdalen en dat is geen klein probleem; al schuivend en op handen en voeten geraken we uiteindelijk toch beneden.

Kasteel van Wégimont

Na een goed half uur komen we weer bij een verzameling woningen uit : het gehuchtje heet St. Hadelin. We besluiten om bij de laatste boerderij buiten de koude wind een plaatsje te zoeken op de grond voor onze picknick. Stilaan zijn we over het hoogtepunt van de vlakte heen, en als we een naaldbos gepasseerd zijn, krijgen we tenslotte de kerkspits van Olne in het oog, onze laatste geplande stopplaats. Aan een inboorling vragen we de weg naar de dichtstbijzijnde staminée, café St. Arnoldus, waar we ons neerplanten rond een tafeltje. We bestellen een St. Arnoldus, een zwaarder bier, dat in België eigenlijk enkel in dit café (omwille van de naam zeker) verkrijgbaar is.

Wij dalen dus van het hooggelegen Olne terug af naar de volgende vallei, die van de Ruisseau de Hazienne. Beneden komen we om 17u30 uit bij het gehucht Tonvoie (hoewel het zowel op de kaart, als in de topogids als Touvoie staat aangeduid). Tussen ons en de Vesder torent nog een flinke heuvelrug op. Na een bocht in de weg, sturen de rood-witte streepjes ons de helling op. En het is niet zomaar een hellinkje, neen we moeten een goede 50 meter omhoog door een besneeuwd bos. In de diepte kunnen we onderweg al Nessonvaux aan de Vesder zien liggen. We hebben vandaag wel geluk gehad : het was een prachtig weertje voor een wandeling, en de winterse aankleding heeft dit op het eerste zicht minder aantrekkelijke deel van de GR 5 een aparte sfeer gegeven.

16. Nessonvaux – Spa (25,4 km) : 3 Januari 1998

De weerkundige voortuitzichten zijn echter niet zo best. In deze tijd van het jaar is het spijtig genoeg maar goed 8 uren licht (van 8u45 tot 16u49), zodat we daardoor beperkt worden in de afstand die we zouden kunnen afleggen. Meer dan een goede 25 km zit

Fraipont : Croix St.Jean

er niet in voor deze winterwandeling. Om 8u50 vertrekken we in Nessonvaux. Hier lopen we op een dubbel GR-pad : zowel de GR 5 als de GR 573 lopen hier samen door de vallei van de Vesder. We volgen voorlopig de Vesder enkele honderden meters ver, en na een inzinking in de weg verwijderen we ons stilaan van de rivier. We bereiken Basse Fraipont, in tegenstelling tot de enkele huisjes die we even daarvoor tegengekomen zijn en die natuurlijk Haute Fraipont genoemd worden. We beginnen stilaan te stijgen. Al snel komen we boven uit bij een lichtblauw geschilderd kruis met het opschrift 16 août 1931 : het is het Croix Saint-Jean, vanwaar ons een mooi uitzicht geboden wordt op het dorpje Basse Fraipont en zijn ligging in de vallei van de meanderende Vesder.

Door de bossen volgen we nu de kam van de heuvelrug. Het gaat nog een stuk omhoog, maar dat is niet zo erg. Erger is dat het stilaan begint te druppelen. En daar blijft het niet bij. Het begint harder te regenen en de combinatie van regen en wind noopt ons regenkledij aan te trekken.  Met Banneux in zicht besluiten we om toch maar even door te bijten en bij de bedevaartplaats een droge, warme drankgelegenheid te zoeken om even te rusten. We gaan wat verder weer de velden in om rond 10u30 plots voor de ingang van het bedevaartsoord Banneux-Notre-Dame te staan. De wind blijft verder waaien, maar het gedruppel schijnt vanachter het glas toch te minderen, zodat we na een 20-tal minuten toch maar opstappen. Even verder slaan we rechtsaf de bossen van de ‘Fagne de Banneux’ in.

Banneux

Aan onze linkerhand strekt zich een prachtig panorama uit over de vallei van de Hoegne in de richting van het stadje Theux . We lopen verder en passeren even later de Ferme St. Remacle die we even onder ons zien liggen. De weg wordt wat verder iets gemakkelijker te bewandelen, ze is hier wat verhard. Ik had niet gedacht dat ik op de GR 5 een stuk verharde weg zo zou verwelkomen. We komen vlak bij het dorpje Becco uit bij een aardig kapelletje dat hier is opgericht ter herdenking van een vroegere parochiepriester, pastoor Kollmeyer. We wandelen door het dorpje Becco, dat zoals de meeste Ardense gehuchtjes een onaardse rust uitstraalt. Als we wat later van de verharde weg afwijken, krijgen we plots een mooi panorama voorgeschoteld : in een weids landschap, doorsneden met hagen en wegen, spreidt zich voor ons een lappendeken van weiden uit in alle tinten van groen; en midden daarin liggen de verspreide woningen van het plaatsje La Reid rond hun kerk samengetroept. Dit moeten we even rustig in ons opnemen.

We dalen via een glibberige en steile holle weg af naar het dorp, waar de GR ons eerst nog een rondje rond de kerk laat draaien voor we bij onze tweede poging een ons interessant lijkend cafeetje – ‘Le Cerf Blanc’ genaamd – binnenstappen. De waardin van het établissement blijkt tot onze grote voldoening een verse pot soep op het vuur te hebben staan. Al snel staat er voor ons een dampende kom witloofsoep met enkele sneden brood. Na een dik halfuur begeven we ons terug in de frisse buitenlucht. De wind begint weer feller op te steken, en voert nu en dan ook weer een druppel regenwater mee. Na enkele kruispunten krijgen we iets later ons volgend doel in zicht : het dorpje Winamplanche, genesteld in de Vallée de Tolifâ.

La Reid

Als we wat later de bescherming van de bomen verlaten, voelen we plots weer hoe fel de wind huishoudt op de open vlakte rond Creppe. Het ligt zoals Becco op een hoogte, zodat de windvlagen er vrij spel mee hebben.  Ik besef dat het de laatste keer is dat ik mijn trouwe paraplu als metgezel zal kunnen meenemen. Enkele baleinen zijn al gebroken, en de resterende zullen het ook niet lang volhouden, als we nog veel langer hier moeten rondlopen. De wegen worden holler en holler, en daardoor ook slijkeriger en slijkeriger. Uiteindelijk dalen we slippend en glijdend het laatste pad af naar het grote Bois de Mambaye. Niet alleen is de wind ondertussen toegenomen, maar daarenboven begint het nu ook weer te regenen ! Ditmaal valt

Winamplanche

het hemelwater met bakken uit de lucht. We bereiken dan juist de bosrand, dus een gedeelte wordt wel opgevangen door de begroeiing. Ik heb de schamele resten van mijn overleden regenscherm toch maar bij elkaar gevouwen en geef hem iets verder een laatste rustplaats in een vuilbak.  We komen uiteindelijk op een klein boswegeltje vlak naast de beek uit. Wat in de zomer een klein watertje moet zijn, dat hier rustig naar beneden klatert, is nu een enthousiast stromende beek geworden. Het mag hier dan wel flink nat zijn, toch zien we door het scherm van regen, dat het hier een prachtige omgeving is.

Een stijgende weg betekent voor ons de laatste klim van de dag. We passeren de vergane glorie van een groot kuuroord : vele grote, oude kasten van huizen liggen hier tegen de flanken van de heuvels rond Spa. We begeven ons richting centrum en bereiken de “Place du Monument”. Wij slaan rechtsaf en bereiken na het prestigieuze Casino om 16u50 de ‘Pouhon Pierre le Grand’. We nemen even een kijkje binnenin. Het zijn namelijk de pouhons of natuurlijke bronnen van mineraalwater, afkomstig van het plateau van de Hoge Venen, die Spa beroemd gemaakt hebben. Als we enkele trappen afdalen, zien we beneden ons de befaamde bron van Peter de Grote; één van de vele beroemdheden die hier vroeger eens geweest is.

17. Spa – Vielsalm (33,5 km) : 11 April 1998

Vandaag gaan we het grootste deel van onze Ardennen in één ruk doorkruisen. Op de Place Pierre le Grand in Spa vinden we onze wit-rode leidraad terug.

Spa

We volgen de streepjes en komen zo uit op het Place Chanoine Achille Salée, waar we de St. Remacluskerk passeren. We zijn al flink wat meters gestegen en achter ons hebben we doorheen de bomen af en toe een mooi zicht over Spa. We volgen nu de ‘Promenade des Artistes’, een plaatselijke wandelroute. En het gaat weer flink de hoogte in. Via een massa loopbruggetjes worden we gedwongen het watertje nog verschillende malen over te steken, voordat we tenslotte om 9u00 bij het hutje van de Pouhon Delcor aankomen. Onder het afdakje bevindt zich een grote vierkante betonnen plaat, waaruit aan de rand een bronnetje ontspringt.

Na een kruispunt kunnen we de kaarsrechte weg volgen doorheen het Bois des Minières. Uiteindelijk komen we uit aan de rand van de Fagne de Malchamps. Voor ons bevindt zich het veen : een uitgestrekte vlakte met hier en daar een dennenboom en wat lage begroeiing. We moeten echt opletten, dat we niet hier of daar tot onze knieën in de modderplassen wegzinken. Tot we tenslotte aan de linkerkant van het pad bij het begin van het wandelpad door de Fagne terechtkomen en ons begeven in het veen. Na enkele honderden meters wordt het pad wat smaller en nog even verder verandert het in een knuppelpad, daar de ondergrond waarschijnlijk toch wat té drassig aan het worden is. Rond twintig voor tien komen we dan aan op het hoogste punt van de (nieuwe) GR 5 in België (573 m). En niet alleen dat, maar het is zelfs het hoogste punt van de GR 5 tot de beklimming van de Donon (1008 m) in de Vogezen. Op dit kunstmatige platform hier midden in de venen, is een monument opgericht voor de bemanning van een Britse bommenwerper, die hier in april 1944 terecht gekomen is.

Fagne Malchamps

Als we even later bij het indrukwekkende bouwsel toekomen, zien we dat het een vrij recente toren is. De flinke klim wordt tenslotte beloond met een indrukwekkend uitzicht : over de randen van het plateau van de Fagne de Malchamps heen, kunnen we in alle richtingen heen onbeperkt uitzien over de omgeving.  De Ferme de la Bérinzenne is een verzameling oude, gerestaureerde hoevegebouwen, waarin onder andere een bosmuseum gevestigd is, en dat nu het centrum vormt van een recreatiepark. Het befaamde Musée de la Foret blijkt ook dicht te zijn, zodat we zijn verzameling opgezette vogels en zoogdieren, mineralen en planten, paddestoelen en werkinstrumenten voor houtbewerking een andere keer zullen moeten bezoeken. We laten de Fagne de Malchamps achter ons en gaan weer het bos in. Het neerdalen in de vallei verloopt, mits enkele slippartijen vrij voorspoedig en al snel komt het gehucht Andrimont in zicht. Het dorp ligt slechts halfweg de valleiwand van de Roannai.

Vallei van de Roannai

Na een goede 250 m dalen komen we in het gehuchtje Ruy toe. We steken de Roannai zelf over via een smal betonnen brugje. Ietsje terug zien we dat zich een klein watervalletje in hetzelfde riviertje stort. We duiken weer de modderige holle wegeltjes in, en winnen snel hoogte. Als we uit het bos komen, bevinden we ons bijna op het hoogste punt van deze heuvelrug : de Fagne de Bellaire. Hoewel we hier wat minder begroeiing vinden, is het er toch niet zo drassig als in een echt veengebied. Door het ontbreken van zichtbeperkende begroeiing, krijgen we nu plots een mooi panorama naar het zuiden recht over de vallei van de Amblève.

Rond Chêne bij Vielsalm

Na nog enkele kruispunten komen we uiteindelijk terecht op de Place Saint-Remacle in het centrum van Stavelot. We lopen voorbij de oude 16e en 17e eeuwse huizen, en passeren het ‘perron’, symbool van de onafhankelijkheid van de stad. Aan de andere kant aan de Rue de Châtelet, vinden we een café met zicht op de voormalige abdij. De voorgenomen halte van een half uurtje is deels door de stortbui wat uitgelopen. We steken een brug over om linksaf de GR 5-sporen te volgen richting Logbiermé. Deze brug heeft in het laatste Duitse offensief in de Ardennen in 1944 nog een belangrijke rol gespeeld. Langs hier kon de Duitse tankcommandant Peiper (1e SS Panzer Div.) op 18 december een doorgang forceren, die hem tenslotte tot in La Gleize en Stoumont bracht.

Wat later komen we uit de bossen tevoorschijn en via een verharde weg dalen we langzaam af naar Logbiermé. Het wordt op het einde van deze dag nog een kalme wandeling door de geurige Ardeense bossen naar ons einddoel. Een dikke kilometer nadat we Logbiermé achter ons gelaten hebben, overschrijden we de onzichtbare lijn, die ons van de provincie Luik in de provincie Luxemburg brengt. Het eerste teken van bewoning dat we er tegenkomen is de gerestaureerde hoeve van Mont-le-Soie. Om 17u komen we tenslotte uit bij een kruispunt van 6 boswegen, waarnaast een enorme oude eik staat. De plaats heet dan ook zeer toepasselijk ‘Rond Chêne’.We duiken een wat steilere holle weg in, die ons voorbij een kapelletje brengt, toegewijd aan O.L.Vrouw van Zeven Smarten. En dan zien we het ultieme bewijs van het nakende einde van onze meer dan 30 km lange voettocht : de torenspits van de kerk van Vielsalm.

18. Vielsalm - Ouren (36,7 km) : 21 Juni 1998

We hebben vooreerst een flinke klim voor de boeg : 170 m moeten we deze eerste keer stijgen. Aan de overkant van de vallei van de ruisseau Hermamont,

Vallei van de Bêche

kunnen we aan de noordelijke einder al de bossen van Lemaire onderscheiden. We laten het dorpje Neuville links van ons liggen. De weg is ondertussen al wat minder verhard geworden, en even verder bevinden we ons op onze geliefde zandwegen. Tussen de struiken en eiken door zien we nog voor een laatste maal om naar Vielsalm, en dan gaat het resoluut verder, richting Commanster. We dalen af in de vallei van de ruisseau de Bêche en steken iets verder via een wad de hier vrij ondiepe beek over.

Naaldwoud wisselt af met loofwoud en nadat het bospad zich even vernauwd heeft tot een smal paadje, bemerken we de eerste tekenen van bewoning van Commanster. Als we even buiten het dorpje onderaan in een valleitje bij een brug een manege passeren, sluit een zevende individu zich aan bij onze groep. Een nog jonge boxer blijkt sympathie opgevat te hebben voor deze groep wandelaars, en heeft besloten ons te volgen. Zelfs als we even later aan de rand van het bos de provinciegrens overschrijden, blijft het dier ons volgen, ondanks verscheidene (verbale) pogingen om hem terug te laten keren. Als we wat later bij een hut komen (‘Jagdhaus’ staat op de stafkaart), blijkt onze nieuwe gezel zich toch bedacht te hebben, en teruggekeerd te zijn naar zijn baasje.

Reuland

We blijven een slingerende asfaltweg volgen en die brengt ons wat later bij een onnatuurlijke heuvelrug die het landschap in een practisch rechte lijn doorkruist. Het blijkt een oude spoorwegberm te zijn, die hier het landschap in tweeën snijdt, terwijl de sporen zelf al lang verdwenen zijn. Achter de berm passeren we een hoeve en dan zien we in de volgende vallei de eerste huizen van het eerste duitstalige dorpje liggen, dat we op onze Ardennentocht tegenkomen : Braunlauf. Terwijl het kleine beekje dat door Commanster stroomt zich via de Salm en de Amblève naar de Maas begeeft, stroomt de Braunlauf daarentegen via de Our naar de Sûre en zo verder naar de Moezel, die zich op zijn beurt in Koblenz bij de Rijn voegt.

Burg Reuland

We maken een grote bocht naar het zuiden en over de vallei van de Ulf heen wordt het landschap naar het zuiden heen steeds weidser. Tot we uiteindelijk via een holle weg in een scherpe bocht bij het hotel-restaurant Hof Burg-Reuland uitkomen. De GR is plots verdwenen, maar in zijn plaats zien we een pracht van een cafeetje met een terras onder enkele lommerrijke bomen. Allen daarheen ! Maar door op het einde de rood-witte streepjes te missen, zijn we niet langs de trots van dit duitssprekende dorpje gekomen : de burchtruïne van Burg-Reuland zelf !

We verlaten Burg-Reuland en stappen onder een poortgebouw door. We zijn al flink aan het klimmen. Door de takken hebben we een mooi zicht op de burcht van Reuland. We draaien een weg in, die even verder een smal paadje wordt, dat ons doet afdalen naar de Federbach. We blijven nu de vallei van de Federbach zelf volgen. De weg volgt hier over een 200 m de grens tussen de beide Beneluxlanden. We dalen nu van de heuvelrug af in de vallei van de Schiebach. Langs enkele indrukwekkende rotsformaties bereiken we dan de hoofdweg van Reuland naar Ouren bij een plaats, de “Rittersprung” genaamd en komen enkele minuten later bij het kapelletje van Peterskirche uit. Een klimmend paadje voert ons langs de verschillende staties tot op de rots boven de “Rittersprung” zelf. We dalen nu voor de laatste maal af naar ons einddoel. Op de brug over de hier vrij brede Our, stoppen we nog even om in het voorbijstromende water te staren en de vermoeide voeten kunnen even genieten van het frisse water van het beekje dat hier naar de Our stroomt.

Scroll naar boven