1. Antwerpen LO – Temse
2. Temse – Dendermonde
3. Dendermonde – Terjoden
4. Terjoden – Geraardsbergen
5. Geraardsbergen – Ronse
6. Ronse – Bellegem
7. Bellegem – Hollebeke
8. Hollebeke – Westouter
9. Westouter – Stavele
10. Stavele – Koksijde
11. Koksijde – Oostende
1. Antwerpen LO – Temse (32 km) : 8 April 2001
De Europese Wandelweg nr 2 vindt op het Europese continent niet alleen zijn begin (of einde) in het Nederlandse Hoek van Holland, maar eveneens in het Vlaamse Oostende. De GR5A haakt in Zoerselbos van de GR 5 af en zoekt dan zijn weg naar en door Antwerpen stad heen naar de Linker Oever van de Schelde aldaar, om dan met een grote boog doorheen Oost- en West-Vlaanderen heen naar de koningin der badsteden aan onze kust te trekken.
We nemen de draad op op de Linker Oever en zullen proberen Temse te bereiken. We besluiten ter plekke om eerst even ons aller Boudewijn te bezoeken. Eigenlijk een beeld van onze voorlaatste koning. We vinden hem aan de oever van de Schelde, schuin tegen de wind in leunend, uitkijkend over de traag stromende rivier. Wij genieten nog even van het zicht op Antwerpen aan de overkant van het water. Nadat we het Galgenweel en het laatste zicht op de woonblokken van de Antwerpse Linkeroever achter ons gelaten hebben, beginnen we de brug over de E 17 (Gent – Antwerpen) te beklimmen. We komen terug uit bij de rood-witte streepjes juist voor de E 17. Enkele tientallen meters ervoor slaan we een onverharde weg in langs een weide, en gaan zo evenwijdig met de snelweg verder. Waarschijnlijk hebben de GR-makers hier geprobeerd de wandelaars toch even door de natuur te loodsen, maar lang duurt het niet.
We komen terug in de bewoonde wereld bij een graspleintje, waarop zich naast een paar jonge platanen een kunstwerk bevindt dat 3 raven voorstelt. Best een aardige sculptuur ! We blijven de E 17 gezelschap houden tot we bij de volgende oprit komen en daar tegelijkertijd de provinciegrens met Oost-Vlaanderen bereiken en overschrijden. Het Fort van Kruibeke laten we links liggen en we gaan verder de Vossenstraat door. We zijn hier in het gehucht Sterhoek en gaan voorbij het café ‘Voermansrust’. Voor ons is het echter nog té vroeg om al te stoppen; het is nog geen 11u30. De lentezon komt nu en dan even tussen de wolken door gluren en warmt ons op. Naast het water bevindt zich een oud kruis. Het is niet het eerste kruis dat we tegenkomen langs de GR-paden, maar het is gelukkig geen wandelaar die hier een voortijdig einde gevonden heeft. In 1720 zou hier een zekere Johan op 80-jarige leeftijd verongelukt zijn. Langs de weg passeren we een kunstwerkje, dat twee personen op een fiets voorstelt. Het is daar geplaatst naar aanleiding van het boek “Fietsen” .
En dan gaat het met de wind in de rug recht naar het plaatsje Houten Kruis toe. We nemen rustig onze tijd voor onze picknick in een taverne. Wat verder is het overal vrij drassig en we vermoeden dat we hier in een soort van overstromingsgebied zittenen dan krijgen we terug een zicht op de Schelde. Aan de overzijde zijn het vooral industrie-complexen en scheepswerven (oa. die van Cockerill), die de oever bevolken, maar op onze oever blijft het groen. Aan de horizon doemt ook al de toren van de abdij van Hemiksem op. Buiten het groen wordt de bebouwing wat meer aaneengesloten en dan komen we in het gehucht Rapenberg uit op de drukke Geeraard de Creemerlaan. Aan de naam te zien, zijn we hier dus al dicht bij ons volgende doel : Rupelmonde.
]
Om 15 u stipt komen we in het centrum van Rupelmonde uit bij de O.L.Vrouwekerk met zijn achtkantige toren en het standbeeld van zijn bekendste zoon. Mercator heeft één of ander hoofddeksel op, maar we kunnen niet echt uitmaken wat het is (een soort baret is de beste gok). Verderop zien we een grote, stompe toren opdoemen :de Graventoren. Het is het overblijfsel van een 12e-eeuwse waterburcht van de graven van Vlaanderen. Dan komen we in een prachtig gerestaureerde 16e eeuwse getijdenmolen terecht. Van de molenaar krijgen we nu een gedetailleerde uitleg van het hele gebeuren en het hele gebouw, als het ware van de kelder tot de nok. Van al die uitleg hebben we tenslotte toch dorst gekregen en we begeven ons enkel tientallen meters verder tot bij de ingang van de herberg ‘Het Loze Vissertje’.
Om 16u10 hervatten we dan ook onze tocht naar Temse. Na 2 kilometer bevinden we ons in Steendorp. Het is niet moeilijk uit te vinden waaraan dit dorp zijn naam dankt. Achter de huizen kunnen we al de hoge schoorstenen van de steenbakkerijen zien. Aan de overkant van de Schelde doemt een niet onaardig paviljoentje op uit het overwegend groen van de rechteroever. Het gaat hier om de ‘Notelaar’, een laat 18e eeuws jachtpaviljoen van de eigenaar van het kasteel d’ Ursel in Hingene. Met de regelmaat van een klok komen we eveneens langs vijvertjes, waar enkele vissershutjes op de waterkant gebouwd zijn.
Ondanks ons lang oponthoud in Rupelmonde bij de getijdenmolen, zijn we nog een half uur voor tijd bij ons eindpunt aangekomen. Hier moeten we de volgende keer de trappen op om op de 365 m lange brug zelf te geraken, en dan de Schelde over te steken. Nu trekken we Temse in langs de kade en weerom komen we kunstwerk na kunstwerk tegen. Eerst en vooral een duo : ‘den Tuysscher en den Azijnzijker’. Dit werk verwijst naar de 2 bijnamen, die de Temsenaren in de loop der tijden gehad hebben. Een tuysscher is een gokker, een dobbelaar en het tweede stamt voort uit het feit dat er vroeger azijnbrouwerijen bestonden in deze streek. Verderop staan een viertal mannen onbewogen naar het water te staren. Dit werk heet ‘De Kaailopers’ en het staat er ter ere van de dokwerkers van Temse. De namen van twee ervan kan ik nog onthouden (‘den Bruine’ en ‘de Schele Wringer’). Uiteindelijk komen we via het geboortehuis van Poppe tegenover het gemeentehuis rond 17u50 in een groot café terecht, waar we nog een pint drinken op de goede afloop van deze tocht.
2. Temse – Dendermonde (28,6km) : 16 December 2001
Vandaag wordt het echt een Scheldetocht; we gaan de rivier drie maal oversteken. We verlaten Oost-Vlaanderen en trekken terug de provincie Antwerpen in, en wel het uiterste zuidwestelijke punt. We komen hierdoor ook in de streek die Klein-Brabant genoemd wordt. We passeren onmiddellijk onder de brug door en zoeken aan de andere kant een klein wegeltje op naast de spoorweg, dat ons verderop bij een bosweg brengt. Rechts van ons komen we nu naast een flinke waterplas. Het is de Oude Schelde, de plaats waar de Schelde vroeger stroomde voor ze een nieuwe bedding vond, iets ten noorden van hier. Het pad blijft het water nog een tijd volgen tot we verderop voorlopig van de oude Schelde afscheid nemen als we rond 9u05 in de buitenwijken van Bornem terecht komen. Na een kleine kilometer komen we bij een hek. Hier begint het domein van het kasteel van Marnix van St. Aldegonde.
We bevinden ons hier in het natuurgebied „De Oude Schelde“. We naderen terug de Oude Schelde en komen even verder langs een waterplas van de ‚Windgatvissers‘. We gaan een bosje door en naderen even later enkele huizen. Het zijn de eerste woningen van het dorp Luipegem. Dan komen we op een baan uit aan de rand van Branst. Wij moeten het asfalt verder zuidwaarts volgen richting Mariekerke. Het veer vinden we een 50 meter verder aan de oever van de rivier. Een flinke, ijzeren poort belet ons bij het bootje te geraken, maar een plakkaat laat ons weten dat we elk half uur de overtocht kunnen maken. Als na een tiental minuten de veerman nog geen aanstalten maakt om zich te laten zien, ga ik op ontdekkingstocht uit en vind de man in een huisje aan de wal. We zijn zijn eerste vracht vandaag en gisteren heeft hij de hele dag geen enkele klant gehad, zo vertelt hij ons !
We genieten wel van de overtocht; de laagstaande zon trekt rimpelige strepen over het wateroppervlak en het geheel met de strakblauwe hemel en de kerktoren van St. Amands op de achtergrond heeft wat fotogenieks. Nu bevinden we ons voorgoed terug in de provincie Oost-Vlaanderen. We verlaten even later de moeder aller Vlaamse rivieren en trekken de polders in. We zwalpen nog wat verder tussen het riet en de populieren door en komen dan bij een vijver terecht, waarnaast een kruis staat. Een jonge Amerikaan is hier in 1944 met zijn vliegtuig neergestort tijdens een gevechtsmissie boven Europa. De vijver ernaast is niet minder dan de oude met water gevulde inslagkrater van zijn vliegtuig. In plaats van de wit-rode strepen verder te volgen richting Kastel, draaien we hier rechtsaf en stappen richting Moerzeke. We kiezen we voor het sympathiekst uitziende etablissement : het duivenlokaal ‚De Eendracht‘. Om 13u gaat de boel dicht en moeten we opstappen.
Na Kastel zijn we al aan het uitkijken naar ons tweede veer van vandaag. Links van ons komen we voorbij een groot laaggelegen gebied : de Vlassenbroekse polder. Al snel komen we nu voorbij de eerste huizen van het plaatsje Vlassenbroek. We krijgen ook het kerkje in zicht, dat hier gelegen is als het ware in de schaduw van de hoge dijk. Vlassenbroek probeert zich precies als een echt kunstdorp te profileren. Maar wij kijken uit naar een van verschillende biersoorten voorziene herberg, en die vinden we gelukkig in het centrum van het plaatsje. Huize Geertrui‘ lijkt ons de ideale plaats om even onze benen onder een tafeltje uit te strekken.
Langs het kerkje gaan we omhoog naar de Scheldedijk en vinden daarbovenop een verhard fietspad, dat we nu moeten blijven volgen tot in Dendermonde. De meeste buitendijkse gronden staan vol met riet en zijn gebombardeerd tot natuurreservaatjes; zo zijn er de Vlassenbroekse Schorren aan onze kant van de stroom en het Groot Schoor aan de Grembergse zijde. Tegen de westelijke horizon zien we nu de hoogste gebouwen van Dendermonde hun silhouetten aftekenen. Voor de kerk staat een imposant standbeeld van ons aller Pieter Jan de Smet. Deze Vlaamse jezuïet werd in 1801 hier geboren en trok op 20-jarige leeftijd naar Noord-Amerika, waar hij tussen de indianen in het Rotsgebergte vertoefde. Hij kreeg van de oorspronkelijke inwoners van dit werelddeel de bijnaam ‚de grote zwartrok‘ en trad dikwijls als onderhandelaar op tussen hen (onder andere de Sioux in Dakota) en de Amerikaanse regering. Hij stierf in St. Louis in 1873. Het is vandaag weer één van die heerlijke wandeldagen geweest, die we al zo frekwent hebben meegemaakt tijdens ons GR5-5A avontuur.
3. Dendermonde – Terjoden : 10 Februari 2002 : 24,5km
In Dendermonde slaan we de Ridderstraat in en en komen wat verder aan de oever van de (oude) Dender. Via de eerste sluis die we tegenkomen, steken we het water over en gaan verder westwaarts via de zuidelijke oever. Het landschap wordt meer open nu we de bewoonde wereld even achter ons laten. Na een korte wandeling komen we weer in een bewoonde kern; dit is het gehucht Boonwijk. Het is nu 10u30 en langs de kant van de weg staat een GR-wandelboom : we bevinden ons hier op het punt waar de GR 128 samenkomt met de GR 5A. We bevinden ons hier in de Belse Beemden, een laagliggend gebied langs de Dender. We volgen een smal pad over de dijk en zien voor ons al de sluis van Denderbelle.Rechts van ons zien we al het kerkje van Mespelare met zijn mooie, bolvormige klokkentoren. We gaan er even later recht op af, maar de GR vertoont soms rare kronkels. Een 100 m voor het dorp, moeten we linksaf, een zeer modderig pad op, dat ons weer in het dorpscentrum brengt.
Na door een lagergelegen bosgebied gewandeld te zijn, steken we de gemeentegrens over : we zijn na Dendermonde in Aalst aanbeland, meer precies nog in de deelgemeente Gijzegem. Even later staan we om 12u stipt op een flink uit de kluiten gewassen brug over de Dender, de Wiezebrug. Iets rechts van ons bevindt zich het centrum van Herdershem. Hier hebben we onze picknick gepland. Ik kom tenslotte toch nog een herberg tegen die open is, ‘de Kletser’. Wij allemaal daarheen en binnen aan een lange tafel gezeten, kunnen we onze pakjes openen en samen met een stevige pint of een warme tas koffie tot ons nemen.
Even later kunnen we de verkeersweg terug achter ons laten en stappen weer de wijde velden in. Die velden, dat is vrij mooi, maar meestal moeten we naar onze voeten kijken, want er bevinden zich weer heel wat plassen en modder op het landweggetje. Nog een gevolg van het vele water dat de voorbije dagen en weken uit de lucht is komen vallen (februari 2002 zal over enkele weken de natste februarimaand uit de (Belgische) weergeschiedenis blijken te worden). Langzaam maar zeker beginnen we op de achtergrond meer en meer lawaai te horen en we beseffen dat we Aalst aan het naderen zijn . Wat we eerst niet wisten, maar enkele dagen voor ons vertrek vaststelden, is het feit dat juist deze zondag in Aalst karnaval gevierd wordt ! Karnaval in Aalst is één van de drie of vier speciale carnavals hier in Vlaanderen, vermaard en berucht in heel België voor zijn praalwagens en vooral zijn ‘Voal Jeannetten’, die volgende dinsdag de stad onveilig mogen maken.
Aan de overzijde van de N 411 doen de volgende GR-tekens ons een fietspad volgen. Dit was vroeger een spoorlijn (Aalst – Londerzeel) en ook hier heeft men het lofwaardige idee gehad om het blijkbaar na het sluiten van de lijn te verharden en het aan de tweewielers (en de wandelaars) te schenken. Het kabaal van de carnavalssfeer komt steeds dichterbij als we tussen de huizen van Mijlbeek door verder wandelen. Ondertussen komen we meer en meer in allerlei kleurige kostuums geklede individuen tegen : oudere en jongere, grote en kleine, mannen en vrouwen (?). We komen op de kruising van de Moorselbaan met de Leopoldlaan de eerste carnavalswagens tegen. Dan laten we de feestvierders achter ons en lopen de Leopoldlaan verder af richting noord.
En dan is het plots alsof we weerom in een heksenketel beland zijn. We bevinden ons nu aan de rand van het Statieplein. We worden als het ware weer ondergedompeld in een kakafonie van kleuren, geluiden, geuren en geluid. Hier komt blijkbaar weer de carnavalstoet voorbij, en nu wordt het ons echt wel onmogelijk gemaakt om de GR nog te volgen. Aan de andere kant van het plein komen we uit bij een soort stadspark. Dat zouden we met alle genoegen nog even willen doorkruisen, maar de ingangspoort is stevig gesloten, zodat we verplicht zijn de GR verder langs de erg drukke, vol geparkeerde Parklaan te volgen.
Wat verder beginnen we het continue gebrom van de drukste verkeersader in ons land reeds te horen : de E40. En jazeker, de weg begint reeds te stijgen en voor we het weten staan we boven op het viaduct over de snelweg. Ons doel ligt nog wat verder in het verschiet, enkele kilometers ten zuiden van ons. We herademen als we weer langs velden en weiden kunnen stappen. We verlaten nu Erembodegem en stappen de gemeente Haaltert binnen. Even later komen we uit op de Terjodendries.
4. Terjoden – Geraardsbergen : 24 Maart 2002 : 32,9km
Tussen Aalst en Geraardsbergen is er nog een stuk Vlaanderen dat we moeten verkennen. We volgen een asfaltweg, maar dan worden we al onmiddellijk met onze neus op de werkelijkheid gedrukt, in dit geval … de modder. We komen uit op een wegkruispunt en zijn dan even het noorden (in casu de GR) kwijt. Al snel hebben we een uitweg gevonden; tussen twee huizen in vertrekt er nog een klein paadje dat ons langs de tuinen van enkele privé woningen op weeral een modderig wegeltje brengt. Net als we denken dat we terug de beschaving ingeleid worden, slaan we rechtsaf terug een meer dan modderig pad in naast de Molenbeek.
En dan komen we voor een verrassing te staan : het pad glooit stilaan een beetje omhoog … en stopt dan bruusk bij een gesloten weidepoort ?! Op het eerste zicht is er geen herkenningsteken te vinden. Ik loop even de weide links in, maar vind noch een pad, noch een GR-teken. We bemerken rechts van de weide een platgelopen lint door de nog verwelkte, bruine rietvelden die zich hier in het laaggelegen gebied bij de Molenbeek bevinden. We volgen het net zichtbare pad en worstelen ons door het meer dan manshoge riet verder. Iets verder bij een volgend kruispunt komen we uit aan de rand van een soort park. We doorkruisen het gehucht Daal en duiken dan gelukkig weer het groen in. Langs de Wilde Beek leiden de rood-witte streepjes ons weg van de beschaving, de natuur in. Grote plassen versperren ons hier en daar de weg, en soms verdwijnen de voeten in een drijfzand-achtige modderbrij.
Dries is een kleine plaats met niet echt een bruisende activiteitenkalender. Bij een volgende splitsing zien we een pracht van een boom met een witgeverfd bouwsel ervoor. Het blijkt een modern, driehoekig kapelletje. Enkele honderden meters verder komen we op een volgend kruispunt bij een kapelletje uit. Spijtig genoeg gaan we niet het meer verharde pad nemen, maar wijzen de rood-witte streepjes ons naar het meer modderige exemplaar. We komen terecht in een pracht van een holle weg, die ons na een langzame klim bij de overblijfselen van een oude steenfabriek brengt.
Recht voor ons zien we de toren van de Onze Lieve Vrouwe kerk van Ninove. We laten de stad echter links liggen en slaan rechtsaf richting westen. Ons volgende doel : het dorp Nederhasselt. We hebben de torenspits van de St. Amanduskerk al een tijdje links van ons dichterbij zien komen, en zijn hem tot op een honderd meter genaderd, als we op de weg van Aspelare naar Ninove terechtkomen. Oorspronkelijk was het plan om eerst in Aspelare te picknicken, maar recht voor ons zien we één van die typische plaatselijke cafétjes, waar we zo graag onze dorst lessen. We worden bij het binnenkomen verwelkomd door de plaatselijke cafégangers. Aan de decibels, die ze produceren, te horen, zijn ze hier al een tijdje ter plekke. Buiten hadden we al gemerkt dat men hier reclame maakt voor een plaatselijk bier : de ‘Witkap Pater’ en die bestel ik dan ook.
Om 12u10 stappen we de herberg weer buiten in het zonlicht en slaan onmiddellijk een klein paadje in naast onze halteplaats. Het gaat lichtjes bergaf over een betegeld pad naar een klein bosje. He is hier naast het pad vrij drassig en we zijn blij dat men hier de weg voor een stuk verhard heeft. Wij volgen een valleitje verder zuidwaarts tot we op een kruispunt bij enkele huizen komen; dit is het gehucht Muylem, enkele bij elkaar staande boerderijen. Hier moeten we even het asfalt volgen richting Aspelare. Na enkele bochten, krijgen we de St.Amanduskerk recht voor ons uit in zicht. Het kerkje bereiken we echter niet, want een 100 m ervoor, verlaten we de hoofdweg en begeven ons via een met kasseien verharde veldweg weg van het dorp. Het is 12u34 en we zitten pal op schema. Een richtingswijzer duidt ons de weg aan naar ons volgende doel : de kapel van Onze Lieve Vrouw Ten Beukenboom, dat we even later bereiken. Het gebouwtje ligt hier volledig alleen midden in de velden en het is best wel fotogeniek met zijn fragiele torentje op de nok. Binnen kunnen we niet, dus kijken we maar doorheen de tralies in de deur. Mooi en indrukwekkend is het wel !
Over de weiden en velden heen zien we aan de linkerkant boven de bomen de torenspits van Voorde reeds voor ons. Midden de velden moeten we plots linksaf en steken bij het binnenkomen van het plaatsje de Oppembeek over. Rechts van ons zien we aan de overkant van een brede sloot een indrukwekkend bouwwerk met torens tussen het geboomte. Het is het kasteel van Voorde, dat hier reeds bestond in de 16e eeuw, maar waarvan de meeste gebouwen stammen uit de jaren 1827. We steken een beekje over en komen langs een vrij recent verbouwde ex-hoeve, het Bullegemhof. We krijgen rond 14u30 de brug over de Dender in het zicht
We gaan naar de overkant van de Dender en komen daar uit bij een wandelboom. Dan begeven we ons naar de overkant van het dorpsplein om in café ‘De Eendracht’ nog even onze droge kelen te laven. De GR brengt ons tenslotte bij het plaatsje Keringen. Het omvat niet meer dan één straat met wat huizen aan weerszijden. Na nog enkele keringen, bevinden we ons dan weer midden tussen de velden. We bevinden ons hier op de grens van de provincies Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant en volgen die denkbeeldige lijn in het landschap nog een 300-tal meters voor we linksaf draaien en ons nu volledig op Brabantse bodem bevinden in de gemeente Galmaarden. We lopen hier blijkbaar op de top van een heuvelkam en het verwondert me dan ook niet dat we ons hier op een oude heirbaan bevinden
De donkere strook, die we al een tijdje aan de einder bemerken, blijkt een bos te zijn : het Raspaillebos. We volgen verder de noordrand van het Raspaillebos, en krijgen verderop over de de velden en de vallei van de Steenborrebeek heen, met een mooi zicht op de kerk van Onkerzele in de verte. In een lange, rechte lijn voert de GR ons recht naar het oosten richting Geraardsbergen. Langs de flank van een heuvel komen we via een grote boog achterlangs enkele huizen op de weg Moerbeke-Geraardsbergen terecht, aan de rand van deze laatste stad. We komen rond 17u20 op de Oudeberg uit met zijn Onze Lieve Vrouwekapel. Dit gebedsoord werd in het begin van de 20e eeuw hier op deze 100 m hoge heuvel aan de rand van Geraardsbergen gebouwd ter verering van een 17e eeuws Mariabeeldje. We beklimmen de trappen, die ons er heen leiden en staan even later bij een oriëntatietafel, vanwaar we een prachtig zicht hebben over de stad heen naar het westen.
Nadat we via een lange trap van de top van de berg terug afgedaald zijn, komen we op een smalle weg met ‘kinderkopkes’ terecht. En dit blijkt nu de befaamde ‘Muur van Geraardsbergen’ te zijn. In de volgende bocht moeten we de kasseien al verlaten, en slaan een smal, verhard paadje in, dat ons linea recta de berg af doet dalen naar het centrum van de stad. Langs een mooi park met een standbeeld van het Heilig Hart komen we om 17u35 op de Grote markt van Geraardsbergen terecht. Tot slot brengen we nog een kort bezoekje aan het 14e eeuwse stadhuis en het plaatselijke Manneke Pis (naar het schijnt het enige, echte, oorspronkelijke en zeker het oudste van het land).
5.Geraardsbergen – Ronse : 21 Oktober 2001 : 32,8km
Het is iets na 9u. We steken de Dender niet over, maar komen op een fietspad terecht en laten, terwijl we naar het zuiden gaan, stilaan het centrum van de ‘Parel der Vlaamse Ardennen’ achter ons. We komen bij onze eerste GR-wandelboom van de dag : aan de rand van de weg aan het Bruggenhuis duidt hij ons aan dat we hier rechtsaf moeten, recht het centrum van Overboelare in tot bij de St. Aldegondiskerk.
Wat ons wat verontrust, zijn de geluiden die we nu regelmatig opvangen : het zijn onmiskenbaar geweerschoten. En dan beseffen we dat het najaar de jachtperiode is, zelfs hier, waar er nog zo weinig groen te bespeuren valt. We zullen dus dubbel moeten opletten; niet alleen op de weg, maar eveneens op eventuele verdwaalde kogels ! Rechts van ons bevindt zich een café met de ongewone naam ‘In de Koning van Engeland’. Het doet me denken aan die pub, die ik een aantal jaren geleden heb gezien toen we in Londen waren. Die had de ongewone naam ‘King of Belgium’. Achteraf bleek dat de oorspronkelijke naam van dat etablissement ‘The Kaiser of Germany’ was geweest, maar dat men dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog veranderd had en de eer aan onze vorst had geschonken. In de verte zien we tussen de aangeplante populieren al de kerk van Zarlardinge opdoemen. Tegenover de kerk vinden we het eerste café; tot onze verrassing is de naam ervan ‘In de Nieuwe Koning van Engeland’.
We komen na een dikke kilometer uit bij een groepje huizen. Het is het gehuchtje Korrele, de laatste huizen van de fusiegemeente Geraardsbergen. Na de laatste huizen trekken we door het eerste stukje bos van vandaag. De streek heet hier Peperendaal. We bereiken een paar lindebomen, die tussen hen in en mooi kapelletje verbergen. Het uitzicht hier is best wel te genieten; voor ons zien we de gebouwen van het plaatsje Parike. Achter ons bevindt zich de gemeente Everbeek.
Het is 12u, middag. Als we uiteindelijk op een herkenbare veldweg uitkomen, vinden we daar een plaat met de handgeschreven tekst : ‘GR Pad : Volg de akker tot aan de populieren’. Na enkele tientallen meters echter verlaten we het natte, grijze wegdek en komen bij de rand van ons eerste echte bos van vandaag: het Wolvenbos of eigenlijk Bois de la Louvière. We volgen de rand ervan en dringen even verder dieper het groen in. Al snel zijn we dit stukje groen door en dan staan we aan de rand ervan, pal op de taalgrens. En dan slaan we de lange, rechte weg naar het zuiden in. We zijn aanbeland op het eerste hoogtepunt van vandaag (120 m) en nu wel echt in de Vlaamse Ardennen. We passeren een huisje (met een prachtig beeld van de Heilige Fransiscus) van het gehucht Ste. Anne en laten het bos voorgoed achter ons. Voor ons doemen al de beboste hoogtes van de Rodeberg (Mont de Rode) op. Dan komen we uit bij een lange, rechte verkeersweg en die rechtlijnigheid is meestal een teken van iets speciaals; dat blijkt ook uit het feit dat de baan zelfs een heel eigen naam heeft : ‘Chaussée Brunehaut’, een ex-heirbaan.
Het beetje bos dat Brakel op zijn grondgebied heeft, wordt terecht zeer gekoesterd. De plaatselijke autoriteiten slaagden erin de versnipperde delen in 1951 te verenigen tot een geheel van meer dan 50 ha groot en in 1976 werd het geheel opengesteld voor het publiek. Houten bruggetjes maken het ons gemakkelijk om waterloopjes te overschrijden en trapjes doen ons zonder gevaar de wat steilere hoogteverschillen overbruggen. Na wat slingerwerk doorheen het beukenbos, komen we tenslotte op een breed pad uit bij een wandelboom. Het geeft de samenkomst aan van de GR 5A met de GR 122. Ondertussen zijn we weer van Vlaanderen naar Wallonië overgestapt. Het is 13u50 en we kunnen eindelijk eens uitkijken naar een plaats om eens neer te zitten en wat te eten. Op dit kruispunt staan er enkele café ’s en terwijl we nog aan het beslissen zijn welke herberg we nemen, zien we recht voor ons op het raam van de ‘Châlet Gérard’ een sticker, die wandelaars welkom heet. Even later zien we aan onze linkerkant in de verte de radarmast van de Wolvenberg tegen de groene horizon afsteken. Als de zandweg verandert in een verharde weg weten we dat we weer één van die talloze dorpjes naderen, die vandaag onze route bevolken. Het vlekje draagt de naam Queneau en hoort nog bij de gemeente Vloesberg (Flobecq).
Iets verder moeten we rechtsaf en omhoog naar het gehucht Miclette, een tiental huizen die hier langs de straat gelegen zijn. Voor ons zien we achter een groen, golvend landschap de Fortuin- en Muziekberg opdoemen. Daar zullen we straks nog mee kennismaken, maar eerst dalen we nu verder af in het valleitje van de Trosbeek. Boven de berm aan de overkant van de weg zien we het torentje van een kapel uitsteken. Het is de kapel van Onze Lieve Vrouw van Lorette (of Tijlozenkapel). Het gebouwtje staat er al sinds 1676 en is een beschermd monument. We zitten hier in het grote bos dat de Muziekberg, de laatste berg voor Ronse, bijna geheel bedekt. Rechts van ons zien we door de bomen het plaatsje Louise-Marie. Een wel eigenaardige naam voor een gehucht. Iets links van ons tussen het groen bevindt zich de top van de berg (148 m). In het midden van de 19e eeuw werd er een toren gebouwd, die de Geuzentoren genoemd werd, wat verwijst naar de Bosgeuzen die in de tijd van de godsdienstoorlogen hier hun hagenpreken zouden gehouden hebben. Bij de eerste bocht in de weg zien we in de vlakte voor ons Ronse liggen. Tenslotte komen we op de samenkomst van de Libbrechtstraat met de Kruisstraat uit aan het einde van de GR5A Oost (en voor ons het begin van de GR5A West).
6. Ronse – Bellegem : 16 Juni 2002 : 34,5km
Als de bebouwing wat minder dicht wordt, beginnen we wat meer groen te zien. Het gaat dan ook wat steiler omhoog; daaraan merken we weer dat Ronse als in een grote kom ligt. We bestijgen de flanken van de Spinessenberg en krijgen als we achterom zien een licht beneveld zicht op de Hermesstad. We komen voorbij een auto, waarin de inzittende nog ligt te slapen onder een deken. We laten het individu maar gerust en beginnen aan de afdaling. Waar het bos ophoudt, staan we voor een kapel: het is de Wittentak kapel (van 1891), een oud bedevaartsoord.
Voor ons uit zien we tussen de bomen en de boerderijtjes door reeds een spits kerktorentje de hoogte insteken: et kerkje van Klijpe. Doorheen het weidelandschap stijgen we terug stilaan de vallei van de Bosbeek uit. Voor ons uit zien we reeds de donkere omtrekken van de bossen die op de top van heuvelrug liggen, die de Vlaamse Ardennen vormt. Hier bevinden we voor de eerste keer vandaag op de grens van Vlaanderen met Wallonië. We zijn in de gemeente Kluisbergen, een samenvoeging van de plaatsen Ruien, Kwaremont, Berchem en Zulzeke. We stoppen even voor een verfrissing. Het café draagt de naam ‘d’ Oude Hoeve’, maar gelukkig schenken ze hier ook nog wat anders dan karnemelk.
In de topogids hebben we gelezen, dat hier even buiten de GR een monument te bezichtigen is. En inderdaad, slechts een steenworp van onze route, vinden we een onder een jonge ceder een brede, maar toch eenvoudige muur met een simpel borstbeeld van Karel van Wijnendaele. We bevinden ons hier dicht bij de route van de belangrijkste Vlaamse wielerklassieker, De Ronde van Vlaanderen. Links van ons zien we over een open plek het dorpje Russeignies (Rozenaken) liggen. Uiteindelijk komen we dan om 11u30 uit op de Kluisbergtop, op 144 m hoogte. Naast een groot bord met een kaart van het Kluisbergbos en een bord met een kaart van West-Vlaanderen waar alle GR’s op ingetekend zijn, staat ook een reus van een wandelboom, die ons de richting naar Oostende aangeeft. Tussen de bomen ontwaar ik de befaamde ‘Witte Toren’. Vroeger was het een uitkijktoren, maar nu is het een deel geworden van een Tea-room. Iets rechts van ons bevindt zich het ‘Maison des Randonneurs’, maar spijtig genoeg staan we voor een gesloten deur.
We zijn nu stilaan op de meest westelijke hellingen van de Kluisberg beland. En voor ons opent zich even later een pracht van een uitzicht over de Scheldevallei en de vlakte van Zuidwest-Vlaanderen. Op een rustig ogenblik steken we de weg over en gaan verder naar een gehucht met de meer dan eigenaardige naam ‘Turkenhoek’. Een weldaad voor het oog is het rode tapijt dat hier en daar langs weg en veld gevormd wordt door de vele klaprozen, die nu in bloei staan. De brug zelf is een vrij onesthetische, metalen constructie, die wel erg stevig oogt. Wat deze brug befaamd maakt, is het feit dat Stijn Streuvels, die 18 jaar in Avelgem gewoond heeft, waar we nu in aanbeland zijn, dit bouwwerk als centraal onderwerp heeft gebruikt in één van zijn bekendste werken, ‘De Teleurgang van de Waterhoek’. Hij doopte het gehuchtje Rugge, dat hier even verder langs de weg ligt om tot het plaatsje Waterhoek.
Iets verder langs de Schelde, nog steeds met de brug in zicht, vinden we een zitbank. Als we ons zo smal mogelijk maken, kunnen we er net met z’n vieren op zitten voor de picknick. We bereiken al snel Avelgem ter hoogte van het voormalige station. Tussen de struiken vinden we een pracht van een antieke GR-wegwijzer op een groot, houten infopaneel. We blijken hier in een Vogel- en Natuurreservaat terechtgekomen te zijn ! Het is 14u45 en we bevinden ons op de St. Pietersbrug. Rechts van ons zien we een groot sluizencomplex met pompstation, de sluis van Moen. Iets verder komen we echter bij iets eigenaardigs : een tweede, kleiner kanaal, met een schattige ophaalbrug erover. Dit is eigenlijk het oorspronkelijke kanaal, dat in 1857 gegraven werd). In 1973 werd het kanaal verbreed, maar de oude kanaalarm – met het nu nutteloos geworden metalen bruggetje – werd behouden door tussenkomst van de Moense Heemkring. Aan de overkant van het brugje, zien we dan iets verder een oud gebouw, duidelijk een oude boerderij, het Sint Pietershof. Iets zegt ons dat we hier misschien iets kunnen drinken, maar als we dichter bij de ingang van de oude vierkanthoeve komen, staan we plots voor een gesloten hek. Inderdaad … het is hier een café, maar hij opent pas om 15u (het is nu 14u50 ! Terwijl we daar zo doorheen de tralies van het hek aan het kijken zijn, verschijnt er een manspersoon op de binnenplaats. Als hij ons ziet staan, wenkt hij ons naar binnen. Op die 5 minuten komt het nu ook weer niet aan, zal hij denken, en wij nemen het hem niet kwalijk !
Terug bij de brug gekomen, volgen we even het oude kanaal en komen bij de ingang van een natuurreservaat : het Orveytbos. We bevinden ons op een heuvelrug, die de waterscheiding vormt tussen de Schelde (in het oosten) en de Leie (in het westen). We blijven verder westwaarts gaan, waar we iets later ter hoogte van het gehucht ‘Laatste Oortje’ voorbij een windmolen komen. Het Bellegembos, waarlangs we nu wandelen, is samen met zijn tweelingbos, het Argendaalbos, inderdaad één van de enige restbossen in de omgeving. Aan de westelijke horizon echter zien we nu de kerkspits van ons einddoel verschijnen. Voor we er echter geraken, moeten we nog even een pracht van een afdaling tussen de groene velden doen ! De laatste meters naar het Westvlaamse Bellegem gaan dan weer licht omhoog, want het centrum van het plaatsje rond de toren van de St. Amanduskerk ligt op een hoogte.
7. Bellegem – Hollebeke : 26 Januari 2003 : 38,1km
Voorlopig volgen we de GR nog langs een verkeersweg, zodat ons pad voldoende verlicht is, maar na een halve kilometer laten we het verkeer achter ons en trekken de velden in. Rechts van ons zou de Klijtberg moeten liggen. Op het eind van een gebouwtje vinden we tot onze verrassing nog een Mariakapelletje ! Terwijl het nu helemaal dag geworden is, trekken we verder zuidwaarts langs Rollegem. Een dikke kilometer voor de grens met Henegouwen, en het plaatsje Tombreû, Tombroek in het Vlaams, draaien we een betegeld paadje. We lopen hier in een streek van dicht bij elkaar gelegen gehuchten, of eigenlijk kleine groepen van huisjes , met lyrische namen als Schreiboom en Tolpenhoek.
Terwijl we verder wandelen, zien we in de verte tegen de einder enkele molenwieken in de hoogte steken. Het is de hoogmolen van Aalbeke, die volgens de topogids de oudste van West-Vlaanderen zou zijn. Het huidige exemplaar stamt van 1753, maar oorspronkelijk zou er hier al een molen gestaan hebben van in 1381 ! De buurt hier heet Zevenkoten en dit zou wijzen op het feit dat hier vroeger ooit zeven vervallen huizen zouden gestaan hebben, die één gemeenschappelijke buitendeur hadden. We krijgen de slanke schoorstenen van een of andere fabriek te zien. Het blijken de 59 m hoge schouwen te zijn van een (dak)pannenbakkerij van het bekende Belgische merk ‚Pottelberg’.
Zonder spijt laten we een bedrijvenpark achter ons en beklimmen weer een lage heuvelrug. We passeren langs een plaats dat op de kaart vermeld staat als ‚Kraaiveld’. En geloof het of niet, plots stijgt er een hele zwerm van die krijsende, donkere vogels op in de lucht. De lucht voor ons, is van een donkerblauw, dat het ergste doet verwachten. We zijn niet echt verrast door de regen, want het was voorspeld, maar echt ‚happy’ worden we er ook niet van. Zo een drie kilometer blijven we de oever van de Leie volgen en zien stilaan de agglomeratie Menen naderen. Het stadsmuseum van Menen blijkt ook een café te bevatten, en die gaan we dan ook binnen. Even is het zoeken naar het vervolg van onze route, maar het blijkt al snel dat we de Oude Leiebaan moeten volgen. Op de Franse oever verschijnen steeds meer fabrieken, die ons verder gezelschap zullen houden. Na enkele kilometers fietspad, doet de GR ons in het zicht van het Franse Bousbecque wegdraaien van de Leie.
We komen terecht in de streek van de tabaksteelt. Heel Wervik is doordrongen van de tabakscultuur : er is een tabaksmuseum, een tabaksroute, een tabakspad, enz… Spijtig genoeg zijn we hier niet op het goede moment van het jaar, zodat we niets zien van de tabaksplanten op het veld, maar regelmatig komen we van die eigenaardige, bakstenen gebouwen tegen met maar enkele kleine raampjes met luiken voor, en we denken dat we hier te maken hebben met die befaamde ‚eesten’. Twee derde van onze dagtocht zit er al op. Bij de Klijtmolen steken we een rijweg over en duiken weer de velden in. We blijven nu een tijd pal op de taalgrens lopen. Over met steengruis verharde veldwegen naderen we enkele huizen. Het is het gehucht Hoge Bossen, tenminste toch rechts van de weg. De enkele huizen en boerderijen aan de linkerkant staan bekend onder de naam Hauts-Bois. En het echt eigenaardige aan dit alles is, dat er hier helemaal geen bossen zijn !
Links van ons zien we een smalle spits de lucht insteken. Het is het Komense gehucht Timbriele. Hier zien we weer hoe een oorspronkelijke Vlaamse naam omgevormd wordt tot iets frans klinkend; vroeger heette het plaatsje Ten Brielen. We steken weer een verkeersweg over en worden onmiddellijk weer geconfronteerd met de tweetaligheid van deze streek : een naamplaatje verklapt ons de naam van de weg die we nu nemen : de Rue Voorstraete of Voorstraetestraat. Bij het vlekje Tapet gekomen, ergens, ‘in the middle of nowhere’ besef ik dat we op een bepaald moment de weg moeten verlaten en een paadje volgen doorheen een veld. Het enige dat we echter zien, is een groot veld, waar dit najaar hoogstwaarschijnlijk mais heeft gegroeid en dat nu nog een groot stoppelveld is gebleven. Alleen het feit dat er aan de andere kant een grote hoeve ligt, doet ons beslissen toch maar recht door het afgemaaide veld heen te gaan. En jawel, eenmaal het veld voorbij komen we op een grasveld uit bij een wandelpad.
Na een kleine kilometer komen we dan aan de rand van het volgende plaatsje; een groot bord langs de weg vertelt ons dat we iets voor 16u Houthem binnenstappen. Over grote, geel verdorde rietvelden heen zien we na een kwartiertje de kerktoren van Hollebeke opdoemen in de verte. We gaan echter nog niet richting Hollebeke, maar vervolgen nog even onze weg langs een ex-kanaal, dat hier een met kreupelhout overgroeide beek is geworden. Als we zien dat we het kerkje van Hollebeke achter ons aan het laten zijn, komen we bij een pad door de velden, dat ons op de weg van het dorp naar Ieper brengt.
8. Hollebeke – Westouter : 16 April 2004 : 33,9km
>Buiten de bebouwde kom sluiten we terug aan op de GR 5A en dan komen we bij de uitgang van het Domein Palingbeek. We vervolgen onze aangename ochtendwandeling langs een onafgewerkt kanaal en genieten van de natuur. Wat verder komen we langs een grote bakstenen ruïne, dat waarschijnlijk een overblijfsel moet zijn van sluisbouwwerken van meer dan een eeuw geleden aan het nooit voltooide kanaal. Het water verandert vanaf hier in een reeks ondiepe poelen, maar het blijft fijn wandelen in het gebroken zonnelicht. Om half tien komen we uit bij de eigenlijke ingang van het domein. We vinden er een wandelboom, een infobord van de Grote Routepaden en een barak met toiletten. De wandelboom geeft aan dat we weer bij het zoveelste kruispunt van GR-paden aangekomen zijn.
Aan de overkant van de weg komen we dan bij het eerste kerkhof van onze tocht, het Spoilbank Cemetery. We bevinden ons hier slechts op een kleine 5 kilometer van de stad Ieper. Van 1914 tot in 1918 werd deze stad op die korte afstand bedreigd door de Duitse invaller. Ieper was dan uiteindelijk wel een ruïne geworden en de frontlinie was in de loop van die jaren wel enkele kilometers heen en weer geschoven. Nette rijen witte grafstenen geven aan deze begraafplaats een onwezenlijk gevoel van orde en netheid, alsof het een kunstwerk is. Iets verderop ligt nog een zelfde kerkhof (Chester Farm Cemetery), maar dat laten we links liggen. Wij draaien het bos rond de Palingbeek uiteindelijk de rug toe, net voor we een volgend oorlogskerkhof bereiken. Wij gaan verder met onze wandeling over de beruchte heuvelrug van Mesen, richting Wijtschate. In de verte zien we de Kemmelberg tegen de einder. Bij het volgend kruispunt aangekomen, bekijken we een volgende relikwie van de Grote Oorlog: het forse kruis dat we hier bewonderen, is een herinnering aan de 19e Britse Divisie, die hier in juni 1917 strijd leverde.
We komen Wijtschate binnen langs weeral een Britse begraafplaats. We arriveren op het dorpsplein met zijn kiosk, en op een hoek zien we een drankgelegenheid. Om 11u05 zetten we ons neer en bestellen wat te drinken. Na een dik half uur sluiten we de deur van de herberg weer achter ons en verlaten het dorp richting Poperinge. We ronden een bocht en hebben voor ons een panorama op dit deel van het Vlaamse platteland, ten zuiden van Ieper. Dit was dus het zicht dat de Duitsers hadden vanuit hun loopgraven. Verspreid in het landschap en niet altijd zichtbaar weten we rondom ons nog resten en relikwieën van de oorlog liggen : begraafplaatsen, bomtrechters, herdenkingstekens en meer van dat. Hoewel de GR zijn best doet, kan het ons niet langs al die bezienswaardigheden brengen. We komen uit bij de ingang van de befaamde Spanbroekmolenput: een krater die door de ontploffing hier ontstond van tonnen explosieven die door de Engelsen in tunnels tot onder de Duitse linies werden gegraven. De krater meet 125 m in doormeter en is 12 m diep en de vijver, die erdoor ontstaan is, werd later de ‘Pool of Peace’ gedoopt.
We verlaten deze vredige poel terug langs het poortje en zien links van ons (weer) een oorlogskerkhof met een groot kruis, dat zou het Lone Tree Cemetery moeten zijn. Wij gaan echter de tegengestelde richting uit, in de richting van het kerkje van Wulvergem, dat we in de verte al zien liggen. Dat is wel één van de voordelen van wandelen door het Vlaamse ‘plat pays’; je ziet al van verre het doel van je tocht liggen. Zoals in vele weiden heeft men ook hier een oude bomtrechter laten bestaan en zo voor een drenkplaats voor het vee gezorgd. Links van ons zien we nog net het bovenste deel van de kerk van Mesen. Via een paadje tussen de velden door komen we om 13u15 bij de Sint Machutuskerk van Wulvergem. Hoewel er redelijk wat verkeer langskomt, kunnen we niet aan de verleiding weerstaan om plaats te nemen op het zonnige terras van het café ‘A la Basse Ville’.
De Kemmelberg lonkt in de verte. Maar eerst dalen we nog af naar de Douvebeek. Als we de parkpoort doorgaan, zien we even verder voor ons een groot renaissancekasteel (1925), dat nu het gemeentehuis geworden is van de fusiegemeente Heuvelland. Al snel komen we uit op een kasseibaan, vlak bij de top van de Kemmelberg. We staan hier op een steenworp van de top van de 156 m hoge Kemmelberg, het hoogste punt van de hele GR 5A ! Tussen een Belgische en een Franse vlag bij een Frans oorlogskerkhof staat een piramide-achtige obelisk, waarop vele namen van gesneuvelde Franse soldaten. Na het verlaten van het kerkhof, dalen we stilaan van de flank van de Kemmelberg af en dan ontplooit zich voor ons een prachtig zicht op de vallei tussen de Kemmel- en de Rodeberg. Rechts van ons zien we de markante kerktoren van het plaatsje Loker. Het is herkenbaar uit de duizenden omwille van zijn massieve, stompe uiterlijk en de 4 sierlijke hoektorentjes.
We staan aan de voet van de Rodeberg. Om 17u10 bereiken we een parking bij een levensgrote windmolen. Het is de Lijstermolen, een houten standaardmolen, die in 1960 uit Beernem naar de Rodeberg werd overgebracht. Terwijl we even uitblazen, beseffen we dat we hier zo goed als op de top van de Rodeberg zitten, die met zijn 143 m slechts enkele meters onderdoet voor zijn grotere broer, die we een anderhalf uur geleden gepasseerd zijn. De GR slingert hier door het Hellegatbos en langs de Hellegatbeek. Tenslotte komen we aan de rand van het bos uit. Verder gaan we door de landelijke omgeving van Westouter tot we om 18u05 op de Neerplaats terecht komen aan de rand van het dorp.
9. Westouter – Stavele : 17 April 2004 : 32,4km
Om 9.45u staan we terug op de Neerplaats in Westouter en wandelen naar een boerderij toe, ‘Het Neerhof’ genaamd. Hier moeten we rechtsaf het veld in en dan zien we iets eigenaardigs. Rechts van ons loopt evenwijdig met onze wandelweg een andere weg, en daar zien we een lange rij mensen zitten naast elkaar, wel een paar honderd meters lang is die rij. En die mensen zitten daar maar, allemaal met hun rug naar ons toe ! Wat een raar fenomeen ! Wat we hier zien is een ‘reke’ of ‘rote’ vinkeniers, die met een wedstrijd bezig zijn. Voor elke persoon bevindt zich een vink in een kooitje, en de bedoeling is dat de persoon noteert, gedurende één vol uur of zo, hoeveel maal het diertje zingt (of slagen haalt) Dus het is daar een ‘suskewieten’ van jewelste. Goed om weten is dat bij elke vogel niet zijn of haar eigenaar zit, maar een andere deelnemer. Kwestie van niet té partijdig te zijn met zijn eigen vink.
Het toch ietwat eentonige landschap wordt even later onderbroken door een veld, waar metershoge staken op staan, verbonden met draad. Het zijn de eerste van de befaamde hopvelden. Bij een volgend kruispunt enkele honderden meters verder passeren we een mooi met bloemen versierd kapelletje ‘OLV van Vrede’ en weten dat we terug op de grens zitten. Lang duurt het echter niet, want even verder slaan we rechtsaf en trekken we terug ons land in. We keren ook onze rug naar de Boeschepeberg en de Katsberg. Een kilometer of zo naar rechts ligt nog één van die immens grote (meer dan 10.000 Britse gesneuvelden) oorlogskerkhoven, het Lyssenthoek Cemetery. We steken de Vleterbeek over en zien rechts van ons een hoeve opduiken; het is een gerenoveerde hoeve, die omgebouwd is tot een soort van café-discotheek, Wally’s Farm genaamd. De volgende kerktorenspits hoort bij het dorpje Abele, een grensplaatsje, dat we nét niet zullen doorkruisen. We passeren nog enkele hopvelden en dan komt ons volgend doel in zicht : het Helleketelbos.
Even verder bereiken we het ‘Sparhof’. Het is 11u50 en het café open is. Er is hier een keuze uit een zeer brede waaier van bieren, maar we laten ons niet verleiden tot een ‘Blonde Betty’ of een ‘Sexy Lager’, maar we proberen wel een Sint Bernardus Triple en een ‘Witte van Watou’ uit. De GR leidt ons verder het bos in en voert ons via enkel paadjes naar de westrand. En zo maken we stilaan de halve cirkel rond die we rond Poperinge aan het maken zijn. We hebben al een paar maal de torens van de stad aan de einder gezien, maar de GR zelf blijft er een kilometer of 4 vandaan. Om 13u00 komen we uit op de weg van Poperinge naar Watou, die we even moeten volgen in de richting van het dorp St. Jan ter Biezen. Eindelijk krijgen we dan iets voor half drie tussen de hopvelden door de markante toren van Proven in zicht. Via een pad tussen enkele oude en deels vervallen huizen door komen we uit bij een standbeeld. Het stelt Karel de Blauwer voor, een smokkelfiguur uit het verleden van deze grensstreek. Eigenlijk heette de man Karel Velde, maar ‘blauwen’ betekent hier smokkelen in de streektaal en om die kerels te herdenken, heeft men hier dit wat gestileerd monument neergepoot.
En dan wordt het plots nogal druk op straat. Enkele auto’s komen voorbij gestoven en plots rijdt er een klein peloton wielrenners ons voorbij ! Het blijkt dat er deze zondag juist een wielercriterium gereden wordt hier in Roesbrugge-Haringe. We hebben nog een achttal kilometers te doen en de namiddag is al gevorderd ! In de verte zien we de kerktoren van ons volgende doel : Roesbrugge. Gelukkig komen we op een echte veldweg terecht en die voert ons linea recta naar het plaatsje. Ook hier vinden we de koers nog in volle gang, maar wat we ook vinden en ons meer interesseert is het café, dat we in het centrum voorbij komen, ‘De Gouden Arend’. Een indrukwekkende naam voor een eenvoudig volkscafé, waar we om 16u45 binnenkomen. De bediening is gelukkig snel, ondanks de hoge leeftijd van de eigenaars. We zijn nog niet goed uit het café of we staan plots voor de derde stroom van ons land : de IJzer. We steken de brug over en slaan het pad in dat naast de rivier loopt. Een boogvormige, blauwgeverfde brug overspant een meander van de rivier, die de Dode IJzer wordt genoemd.
We volgen nu verder een prachtig wandelpad, dat ons langs de IJzer voert. Nadat we Beveren achter ons gelaten hebben, zien we aan de horizon een volgend merkteken verschijnen : de Broekmolen.Even verder komt de ijzeren brug bij Stavele in zicht, ons eindpunt van vandaag. We komen bij een GR-infopaneel bij de brug aan om 17u50, ondanks ons late vertrekuur en de zeker 2 km langere route, een kwartier voor tijd ! En dan haasten we ons naar de Sint Sixtusabdij van Westvleteren. We bevinden ons hier namelijk op slechts enkele kilometers van deze befaamde Trappistenabdij. Men kan het trappistenbier alleen verkrijgen in de abdij zelf en in het “ontmoetingscentrum” ‘In de Vrede’, vlakbij de abdij gelegen. We bestuderen het gamma Westvleteren trappisten: de blonde (5,8 %), de 8 ( 8 % natuurlijk) en de 12 (10,2 % ?!). Ieder neemt een andere soort, zodat we van elk wat kunnen proeven.
10. Stavele – Koksijde : 18 April 2004 : 35,2km
Om 10u stipt staan we weer op de brug over de IJzer, waar we gisteren geëindigd zijn. Maar spijtig genoeg is het weer nu volledig omgeslagen; het is nu aan het regenen. Over asfaltwegen leidt de GR ons zigzaggend door het vlakke landschap, waaroverheen nu een grijs laken van snel voortglijdende wolken ligt. En weer zal het een tocht zijn van kerktoren naar kerktoren, van dorp naar dorp, van zuid naar noord. Een 50 minuten na ons vertrek in Stavele, zien we voor het eerst de torenspits van Gijverinkhove boven de bomen uitsteken. Het is nu 11u en de regen blijft nog steeds zachtjes, maar continu uit de hemel op ons neerdalen. We zouden in de Sint Petruskerk wel een schietgebedje naar de hemel willen sturen en vragen om een beetje zon, maar de deur is dicht.
Op een kruispunt staan we voor een woning met een markant uithangbord : “In de Doode Mannen Herberg”. De topogids geeft ons uitleg over dit macabere opschrift. Een ‘man’ in de oude volkstaal betekent gewoon een put of een wel, en dood is in dit geval dus ‘uitgedroogd’. We richten onze schreden richting Houtem en bevinden ons in de bebouwde kom. Tot onze verbazing komen we vlak bij de kerk om 12u45 voorbij een café dat open is. ’In de Welkom’ heeft waarschijnlijk juist de repetitie van de plaatselijke harmonie plaatsgevonden. We waren al enkele musici met instrumenten onder hun arm tegengekomen in de straten van het plaatsje, terwijl ze zich haastig naar huis begaven, en nu vinden we als we binnenkomen, nog de harde kern van de vereniging rond de toog geschaard. Het is een heerlijk gevoel om even uit de nattigheid te zitten, maar de plicht roept en na drie kwartier moeten we half-natte kleding terug aantrekken en de buitenwereld terug instappen. En spijtig genoeg is die er niet droger op geworden. We kunnen toch niet vertrekken voor het kerkhof even bezocht te hebben. Vlakbij de kerk ligt ook de oude pastorij, die in de Eerste Wereldoorlog dienst deed als hoofdkwartier van het Belgische Leger.
We verlaten het kleine dorp met zijn grote geschiedenis en gaan nu richting ‘De Moeren’. Tussen de kust en Houtem bevond zich vroeger een grote lagune. Toen deze van de zee afgesloten werd ontstond er een meer van 3000 ha groot, dat in de 17e eeuw ingepolderd werd. Het duurt niet lang of we passeren het eerste van vele kanalen, de Bergenvaart. Terwijl we verder de laagvlakte instappen, geholpen door een fikse rugwind, steekt links van ons weer een van die kerktorens de lucht in. En zo staan we dan echt in de Moeren. De wind in de rug doet ons tempo nog stijgen en aan een goede 6 kilometer per uur gaan we verder over ‘De Schreve’. Na een 2 kilometers komen we om 14u40 weer bij een groepje huizen op de grens, genaamd ‘la Distillerie’. Op frans grondgebied zou hier vroeger een oude stokerij gelegen hebben.
Bij een voormalige boerderij verlaten we de grens en komen met een bocht iets na drieën vlakbij de E40 terecht. Er loopt een asfaltweg langs de verkeersweg en die moeten we nu volgen. Voordeel is wel dat we zowel door de regio Vlaanderen, als door de provincie West-Vlaanderen welkom geheten worden. En niet alleen via die grote gele platen langs de snelweg, maar ook door de plaatselijke politie. Een politiecamionet stopt bij ons en het raampje gaat open ! We maken kennis met 2 vriendelijke agenten die informeren wat we hier doen. Al snel zien ze dat we een drietal eerlijke wandelaars zijn en geen illegalen, die van deze sluipweg gebruik maken om het aardige België binnen te dringen. We komen iets verder bij een brug over de snelweg terecht; dus klimmen we op de talud en belanden op de weg naar Adinkerke. We steken tegelijkertijd de Ringslot nog eens over en laten de laagvlakte van de Moeren volledig achter ons. Vanop de brug zien we Adinkerke liggen, uitgestrekt onder de nog steeds grijze hemel.
We komen op de N386 uit en komen bij een ingang van het natuurreservaat. Eindelijk terug het groen in. We bevinden ons hier in één van de belangrijkste reservaten van ons land. Hier bevindt zich nog het meest ongerepte duinlandschap van Vlaanderen. Maar na een beklimming in het mulle duinzand, bereiken we om 16u25 dan toch de GR-wandelboom, die het einde aangeeft (in de topogids eigenlijk het begin) van de GR 5A Zuid en het begin van onze tocht op de GR 5A Noord. We bevinden ons nog tussen de duinen, maar ze zijn hier voornamelijk begroeid door bomen. We zijn in het Calmeynbos. Na een mooi stuk bos komen we bij een brede weg uit met een tramlijn. Het is de weg van De Panne naar Adinkerke. Hier loopt het bos over in de Oosthoekduinen en komen we bij het Natuur educatief Centrum ‘De Nachtegaal’. Een deel ervan wordt begraasd door ezels, die ons een tijdlang volgen, maar tussen de struiken en de duinen raken we ze kwijt. Even later zien we aan de overkant de rood-witte streepjes verdwijnen in het groen. We bevinden ons nu in het volgend reservaat, de ‘Houtzagerduinen’, maar blijven er slechts een paar honderd meters. Ter afwisseling leidt de GR ons nog door een stuk van de ‘Noordduinen’.
We komen op een rond punt, waarop zich een monument bevindt in de vorm van een vuurtoren. Het staat er ter nagedachtenis van de Belgische en Geallieerde Vliegers. We slaan rechtsaf en komen langs de Zuid- Abdijmolen. We bevinden ons nu in de onmiddellijke omgeving van de beroemde Duinenabdij. Uiteindelijk komen we om 17u45 uit op de weg van Koksijde naar Koksijde-bad bij de Hoge Blekker. Nu rest er ons dus nog onze natte kledij te wisselen voor droge, onze wandelschoenen uit te doen en iets verder een cafétje te vinden om op de goede afloop van onze driedaagse te toasten.
11. Koksijde – Oostende : 12 Juli 2003 : 33km
De zon laat zich al goed gelden in een heldere hemel, en onze wandeling begint dus onder een goed gesternte. Ik wil de klim naar de top van de Hoge Blekker, met zijn 33 m de hoogste duin van België, niet mislopen. Rondom ons hebben we een weids panorama op een grote duinenmassa. Hier en daar kunnen we een klein stukje blauwe zee ontdekken tussen het beton. Na nog wat duinen komen we bij een huis uit en daar zien we plots een enorme bel aan een staketsel hangen. En dat is nog niet het eigenaardige aan het geheel; als klepel hangt er een levensgrote, vergulden kerel ! Het geheel is een kunstwerk , dat hier neergepoot is in het kader van de „Triënnale voor hedendaagse kunst aan Zee“. Het project heet Beaufort 2003 en betekent dat verschillende kunstwerken permanent tentoon gesteld worden in de verschillende kustgemeenten. We komen uit bij de ingang van het natuurreservaat de „Doornpanne“.
Na 20 minuten zijn we het natuurreservaat door en bereiken de Doornpannestraat. Het duurt niet lang voor we het duinengebiedje doorgetrokken zijn en alweer op asfalt belanden. Even heb ik de hoop dat we door een van de weinige bossen in de omtrek zullen trekken, maar we laten het Hannecartbos rechts liggen. Het Ter Yde natuurreservaat is al lang gekend omwille van zijn vele, bijzondere planten, zoals enkele soorten orchideëen. Na ons terug door een poort geworsteld te hebben, wacht ons nu een fikse klim door het wegschuivende zand. Bovenop de berg hebben we nog een mooi zicht op het hele reservaat, en dan staan we weer op een verharde weg.
We bereiken het strand ter hoogte van Groenendijk-bad, een gehucht van Nieuwpoort. De streepjes wijzen ons de richting aan van de dijk, maar we kunnen niet aan de verleiding weerstaan om toch maar het zand op te gaan en de laatste kilometers naar Nieuwpoort-Bad naast de zee af te leggen. Dicht bij de promenade vinden we dan een volgend kunstwerk op onze weg van ‚Beaufort 2003’. Het is het wat meer bekende werk van Jan Fabre, die zichzelf heeft uitgebeeld, gezeten op een waterschildpad. Nieuwpoort-Bad is de kustplaats, waar de IJzer, de derde van onze drie grote nationale rivieren, in de Noordzee uitmondt. Op de mooie nieuwe houten wandelweg langs de IJzer gaan we richting Nieuwpoort-Stad. We komen langs de Nieuwpoortse jachthaven en via het Kattesas bij de Vismijn terecht.
Uiteindelijk bereiken we aan het einde van de kade de Kustweg, die ons om 13u50 bij het Albert I monument brengt. Een indrukwekkende zuilengalerij omringt het ruiterstandbeeld van onze oorlogskoning. Achter het bouwwerk, bemerken we de plaats waar verschillende waterlopen (onder andere de Plassendalevaart, de Nieuwendammekreek, de IJzer zelf, de Aflossingsvaart van Veurne-Ambacht, het kanaal Nieuwpoort-Duinkerken of Veurnevaart) uit het binnenland te samen komen. Hier bevinden zich een zestal sluizen, die het waterpeil van het achterland onder controle houden. Op 28 oktober 1914 werden door de medewerking van sluiswachter Hendrik Geeraert de sluizen geopend, zodat de hele IJzervlakte tot Diksmuide onder water kwam te staan en zo de Duitse opmars hier voor 4 jaren tot staan gebracht werd. Na een dik halfuur wordt het wel wat eentonig langs de Plassendalevaart. In de verte zien we een bouwsel over het kanaal, de Rattevalle brug. Gelukkig vinden we bij de brug ook nog een herberg, toepasselijk ‘café de Rattevallebrug’ genoemd. Het is al bijna 15u, dus blijven we maar één pint lang zitten.
We laten het kanaal achter ons liggen en trekken naar het gehucht Lovie. Terwijl we in de verte de betonnen muur van appartementen al kunnen onderscheiden, die
evenwijdig aan de kust loopt, doet de GR ons doorheen het vlakke land meanderen. De GR-streepjes laten ons doorlopen tot op de zeedijk en zo komen we van relatieve rust in een drukte van belang. Na een klein half uur zeedijkwandelen, waarbij het in het oog springende Casino stilaan dichterbij komt, bereiken we het centrum van Middelkerke. Tijd voor een ijsje! Er is hier een soortement van stripfestival bezig. In een flink tempo gaat het verder noordoostwaarts langs de kustweg richting Mariakerke. En dan wordt het een wat eentonige bezigheid. Links van ons het water en het nu vrij lege, brede strand en rechts van ons de sporen van de kusttram, de kustweg en daarnaast de duinen. Na een tijdje zien we aan onze linkerkant enkele bunkers, waar nog enkele kanonslopen naar buiten steken. Een deel van de bunkers en kazematten zijn hersteld en kunnen ook bezocht worden.
Iets voor 18u zijn we dan ter hoogte van de eerste huizen van Mariakerke gekomen, de voorstad van Oostende. We verlaten even de kustweg en gaan op zoek naar het kerkje O.-L.-Vrouw ter Duinen. Een 200 m van de kust af, vinden we het bescheiden gebedshuisje terug. Het is nu een beschermd monument uit de 14e eeuw en op het kerkhofje ligt één van de bekendste Vlaamse schilders ooit. In 1949 werd James Ensor begraven naast het kerkje. Het duurt even voor we hem gevonden hebben, want wie een groot monument verwacht, komt hier bedrogen uit. Het blijkt een vrij sober graf te zijn. In Oostende passeren we het strandplein en na een anderhalve kilometer zeedijk arriveren we bij de kolommen van het bekende Thermae Palace. We moeten op één of andere manier door het centrum van Oostende gaan. Gelukkig vinden we hier en daar nog wat rood-witte streepjes, die ons via de kaarsrechte Koninginnelaan door de badstad leiden. Na wat zoeken vinden we om 18u40 de GR terug bij de ingang van het Maria Hendrika park. De GR-streepjes wijzen verder in zuidoostelijke richting en op het minuscule topogids kaartje zien we toch dat we hier de GR 5A kunnen laten voor wat ze is.