Tijdens de planning van onze vakantie in Napels hadden we besloten om een volledige dag naar Pompei te reizen om de opgravingen aldaar te bezoeken. De oude, opgegraven stad is in 1997 UNESCO Werelderfgoed geworden. Europa geeft sinds 2011 jaarlijks 105 miljoen Euro subsidies aan Italië voor Pompei. Sindsdien worden de opgravingen beter beheerd en zijn er elk jaar meer huizen, die gerestaureerd worden en bezichtigd kunnen worden. Dinsdag 3 oktober begeven we ons daarom van ons hotel naar de Porta Nolana om daar de Circumvesuviana te nemen. De overvolle trein doet er een halfuurtje over om tot aan het station Pompei Scavi (= opgravingen) te geraken.
Door de toeristenmassa worden we al onmiddellijk de Terme Suburbane (VII.16)*, één van de vele publieke baden in Pompei, maar de enige, die buiten de stadsmuren is gelegen. We komen terug uit op de Via Marina en begeven ons onder de Porta Marina (VII) door de eigenlijke stad in. We belanden bij de eerste tempel, de Santuario di Venere (Heiligdom van Venus) (VIII.1.3), waar niet veel meer van overschiet dan door elkaar gevallen stenen en pilaren. Dan wandelen we door de indrukwekkende resten van de Basilica (VIII.1.1). Men kan nog zien dat dit een imposant gebouw moet geweest zijn. Vanuit dit gebouw komen we uit op het eigenlijke centrum van de stad, het Forum (VII.8)
. Het was het voornaamste plein van Pompei en bovendien verkeersvrij ! Het is 142 m lang en 36 m breed en omringd door openbare gebouwen en tempels. Langs het verhoog waar vroeger de Tempio di Giove (Tempel van Jupiter) (VII.8.1) gestaan heeft, gaan we onder de Arco Onorario door naar de Vicolo del Foro. De Tempio della Fortuna Augusta
(VII.4.1) is een tempel opgedragen aan keizer Augustus. We richten ons naar het huis aan de overkant van de straat het Casa del Poeta Tragico (Huis van de Tragediedichter) (VII.8.3) en bewonderen in de deuropening (achter glas) één van de beroemdste mozaïeken van het oude Pompei, ‘Cave Canem’ (= Pas op voor de hond).
We trekken verder naar het Casa del Fauno (het Huis van de Faun) (VI.12). Dit is het grootste huis dat tot nu toe opgegraven is in Pompei. In het impluvium (ondiepe verlaging in het midden van de vloer van een atrium, waar men water in opvangt), waar we terechtkomen zien we een klein bronzen beeldje van een faun, waarnaar het huis genoemd is. De grootste vondst in dit huis was een 20 m² grote vloermozaïek met een afbeelding van een veldslag die Alexander de Grote voerde tegen de Perzische koning Darius III. Tegenwoordig zou er een kopie liggen in de exedra (halfronde ruimte), maar zover kunnen we niet komen. Het origineel is eveneens te zien in het archeologisch museum in Napels.
Enkele straten verder brengen we dan een bezoek aan het Casa dei Vettii (Huis van de Vettii) (VI.15.1) . Na 20 jaar restauratie is dit huis begin dit jaar terug geopend en te bezichtigen. Aan de ingang hebben we al onmiddellijk een ontmoeting met het beroemdste personage van het huis, de god Priapus (god van de voorspoed). Er zijn veel mooie fresco’s te zien en ook het peristylium (binnenhof) is mooi gerestaureerd.
We besluiten dan om buiten de stadsmuren naar de Villa dei Misteri te wandelen, maar onderweg zien we in de Via di Mercurio, dat er op het einde van die straat mensen staan op de Torre di Mercurio, één van de vele torens, die de stadsmuur versterken. Van daaruit hebben we een mooi zicht op de hele stad. Voor ons zien we de kaarsrechte weg naar het Forum gaan. Onderweg terug naar het Vicolo di Mercurio, kunnen we het niet nalaten om even binnen te gaan in het Casa dei Dioscuri (Huis van Castor en Pollux) (VI.9.6 en 7). Het is eigenlijk een geheel van 3 huizen en in twee daarvan is men nog aan het werk. Achterin het ene is er een prachtig peristylium met een lararium (tempeltje voor de huisgoden).
We trekken verder en gaan via de Porta Ercolano de stad uit. Langs de Via delle Tombe vinden we vele grafmonumenten. Hier werden meestal rijke burgers begraven gedurende de laatste eeuw van het bestaan van de stad. Langs een mooi pad bereiken we dan de Villa dei Misteri. De normale toegangsweg is versperd, maar we worden wel naar de belangrijkste troefkaart van de villa geleid, een prachtige reeks fresco’s op een rode achtergrond in het triclinium (de eetzaal), die de inwijding van een jonge vrouw in een Grieks-Romeinse mysteriecultus uitbeelden. Verder zien we de eerste afgietsels van slachtoffers van de uitbarsting in 79. Ze liggen in glazen bakken in het atrium.
We keren terug naar de centrum en richten onze stappen naar ons volgende doel, het Lupanare. Als we echter het Vicolo del Lupanare willen inslaan, zien we in de verte voor het bordeel, want dat was het Lupanare, een massa toeristen die het gebouw willen ingaan. Dat ontneemt ons dan weer de zin om er ook naar toe te gaan en zoeken wat verder de Via Stabiana op, waar we op het Casa di Sirico (VII,1,47) (Huis van Siricus) stuiten. Ook hier vinden we weer afgietsels van slachtoffers. Het zijn drie van de eerste slachtoffers die gevonden zijn tijdens de opgravingen, waarvan men afdrukken heeft gemaakt (in 1863) in de Vicolo degli Scheletri (steeg van de Skeletten). Gelukkig zijn hier ook nog een mooi peristylium en vele muurschilderingen, die ter plaatse gebleven zijn.
Dan wandelen we verder naar de befaamde Terme Stabiane (Stabiaanse baden) (VII.1.8), één van de grote trekpleisters van Pompei. Ook hier veel te druk en dus begeven we ons via een trap naar de Casina dell’ Aquila, een gebouw boven op een nog niet uitgegraven gedeelte van Pompeii, waar men kan picknicken en dat laatste gaan we nu eerst doen.
Na een half uurtje keren we terug naar de Via dell’ Abbondanza (Weg van de Overvloed), de voornaamste straat die tot nu toe opgegraven is. We stappen binnen in de Fullonica di Staphanus (Wasserij van Stephanus) (I.6.7), die ook mooi gerestaureerd is. Het is één van de meest complete en grote wasserijen die hier gevonden zijn. Enkele meters verder vinden we het Casa del Larario di Achille (Huis van het Lararium van Achilles) (I.6.4), ook wel Casa del Sacello iliaco genoemd. In een kamer kunnen we nog een gedeeltelijke muurschildering van enkele olifanten bewonderen en achter de woning een mooie, kleine tuin.
In de inkom van het Casa di Paquius Proculus (Huis van Paquius Proculus) (I.7.1) of Casa di Cuspius Pansa worden we weer verwelkomd door een mozaïek van een waakhond. Terug op de Via dell’ Abbondanza vinden we iets verder het Casa e Thermopolium di Vetutius Placidus (Eethuis van Vetutius Placidus) (I.8.8). Het is een soort van romeinse snackbar, waar men voedsel en drankjes kon krijgen. Het is één van de vele afhaalzaken die in Pompei ontdekt zijn. In de mooi gerestaureerde toonbank bevinden zich gaten, waarin het voedsel warm gehouden werd. Daarin zijn resten gevonden van onder meer slakken, vissen, geiten, schapen en gevogelte. Op de buitenmuren van de snackbar staan nog slogans om stemmen te sprokkelen voor Vetutius Placidus, de eigenaar van de zaak die zich net als verschillende concurrenten verkiesbaar had gesteld voor een openbaar ambt. Enkele meters verder kunnen we het niet nalaten om ook het Casa del Frutteto (Huis van de Boomgaard) (I.9.5). Het dankt zijn naam aan de mooie muurschilderingen van tuinen in enkele kamers.
We zijn in een gebied gekomen met enkele zeer mooie huizen. Het eerste dat we binnengaan is het Casa di Octavius Quarto (II.2.2) of ook wel het Casa di Loreius Tibertinus genoemd. Het is een groot huis met een enorme tuin, de grootste van de stad. In één van de kamers zien we mooie muurschilderingen, die ons vertellen over de Trojaanse Oorlog en achterin komen we in de tuin. Langs een pad komen we achter de tuin uit op een brede laan, de Via di Castricio. Die brengt ons twee insulae verder in de tuin van het Praedia di Giulia Felice (Villa van Julia Felix) (II.4.2) . Rond de tuin situeren zich appartementen (waarschijnlijk om te verhuren) en een badhuis. In de tuin vinden we ook een waterpartij, waar klaarblijkelijk ook vissen in gekweekt werden. Doordat dit het eerste huis was , dat opgegraven werd (in 1755-57) in Pompei en Herculaneum werd een groot deel van de mozaïeken en muurschilderingen verwijderd en naar het museum van de toenmalige koning van Beide Siciliën (Zuid Italië en Sicilië) Carlos VII in Napels gebracht.
We moeten echter nog even op onze stappen terugkeren in de Via dell’ Abbondanza. In de vorige insula is er nog een huis dat we met een bezoek moeten vereren, het Casa della Venere in Conchiglia (Huis van Venus in de schelp) (II.3.3) . Zoals vele huizen in Pompei heeft het in de 2e wereldoorlog in 1943 te lijden gehad van een bombardement (vooral het atrium), maar het is in 1952 gerestaureerd. In het peristylium zien we het doel van ons bezoek: een grote, prachtige muurschildering van Venus in de schelp.
Het volgende hoogtepunt : het Amfiteatro (II,6) (Amfitheater). We kunnen er natuurlijk niet naast kijken. Het is het grootste complex in Pompeii en ook één van de eerst opgegraven gebouwen (1748). Via een tunnel komen we in de arena terecht. Die meet 66 bij 34 m (het hele amfitheater is 135 bij 104 m groot). Er konden 20.000 mensen in neerzitten. Het is het oudste theater (80 v.C.) in de Romeinse wereld en werd gebruikt voor gladiatorengevechten en gevechten met wilde dieren. Even de ogen dicht doen en men waant zich 2000 jaar terug in de tijd ! We moeten even met de ogen knipperen als we uit de donkere gang terug in de buitenwereld komen. Juist voor ons ligt ons volgende doel, de Palestra Grande (Grote Sportschool) (II,7). Het is een grote (141 bij 107 m) vlakte met een zuilengang rond drie zijden ervan en een soort van zwembad in het midden. De bedoeling ervan was dat (jonge) burgers hier aan sport konden doen. Veel slachtoffers van de uitbarsting werden hier gevonden tijdens de opgravingen. In één van de zuilengangen vindt een permanente tentoonstelling plaats van opgegraven materialen die elders gevonden zijn.
Verderop zetten we ons even neer in de schaduw van enkele bomen langs de Viale dell’ Amfiteatro. Ook hier bevindt zich een ingang van de site. Even later bevinden we ons even terug buiten de stadsmuren ter hoogte van de Porta Nocera. Zoals bij de Porta Ercolaneo, vinden we hier ook vele grafmonumenten. We wandelen hier door de Necropoli di Porta Nocera. Van vele graven heeft men kunnen achterhalen wie er in begraven werd.
Dan wordt het tijd om terug de stad in te gaan, maar niet voordat we op de stadsmuur een mooi overzicht krijgen op de ruïnes met de alomtegenwoordige Vesuvius op de achtergrond. Dan dalen we af naar de Orto dei Fuggiaschi (Tuin van de Vluchtelingen) (I,21). In deze tuin werden bij de opgravingen in 1961 de overblijfselen van 13 personen gevonden, die in 79 n.C. poogden te ontsnappen uit de stad. Ze bevonden zich op 3,5 meter boven de begane grond op een laag van puimsteen, toen ze getroffen werden door de pyroclastische stroom of gloedwolk (een golf van vaste of half vloeibare lava). Men heeft gipsafdrukken gemaakt van alle slachtoffers, volwassenen en kinderen. Oorspronkelijk werden ze in drie verschillende groepen gevonden, maar nu liggen ze hier naast elkaar tegen de muur achter glas en het is voor mij één van de meest aangrijpende zichten hier in Pompei.
Enkele straten verder stuiten we op het Casa della Nave Europa (Huis van het Schip Europa) (I,15,3). Het is een groot, gerestaureeerd huis met een grote tuin, waar nu een wijngaard in geplant is. In de tuin werden vroeger allerhande groenten en fruit geteeld en er was zelfs een stal voor dieren. Het heeft nog een mooi peristylium, waar in de hoek een aantal amphorae staan. De naam die men aan het huis gegeven heeft komt van de aanwezigheid van wat grafitti op een muur in datzelfde peristylium. Het zou een vrachtschip voorstellen dat Europa heet. We wandelen verder door de Via di Castricio en vinden daar ons volgende doel : het befaamde Casa del Menandro (Huis van Menandro) (I,10,4). Als we de ingang gevonden hebben, beseffen we dat we terug in het drukkere gedeelte van de stad beland zijn. Menander was niet de eigenaar van het huis, maar een dichter van wie het portret ergens in de woning op een muur geschilderd is. De eigenlijke eigenaar was ene Quintus Poppaeus Sabinus, die zelfs familie van Nero’s tweede vrouw zou geweest zijn. Na het atrium komt men in het grote peristylium, waar we in een niche afgietsels in gips van de Lares (beschermgoden) kunnen zien. Enkele kamers verder komen we nog langs een griezelige ontdekking. Het is een grote glazen kist met enkele skeletten erin. Het zouden de overblijfselen zijn van de vele slachtoffers die op verschillende plaatse in het huis ontdekt zijn. Er zouden zelfs plunderaars kunnen bij zijn, die na de eerst uitbarsting het huis op kostbaarheden doorzochten en er tijdens een latere uitbarsting verrast werden.
Als we terug buiten komen, vervolgen we onze weg westwaarts door de Vicolo del Menendro en brengen een kort bezoek aan de Tempio di Iside (Tempel van Isis) (VIII.7.28). Deze kleine tempel was de enige, die helemaal hersteld was in 79 n.C. nadat de aardbeving van 62 ze volledig verwoest had. Dan trekken we verder naar het Teatro Grande (het grote Theater) (VIII.7.20). Langs een overdekte gang komen we er binnen. Op een natuurlijke helling heeft men hier een theater met 5000 zitplaatsen gebouwd, dat nu volledig gerestaureerd is. We klimmen omhoog om een zicht te krijgen op dit grote gebouw en tegelijkertijd wat uit te rusten. Op het toneel zien we een stenen muur en daarachter zouden de kleedkamers geweest zijn. Vanaf onze zitplaatsen kunnen we ook de Caserma dei Gladiatori (Kazerne der Gladiatoren) (VIII.7.16) zien, oorspronkelijk de trainingsplaats voor de gladiatoren, maar we zien dat ook daar veel mensen in de schaduw van de overdekte portiek staan en besluiten om daar niet naar toe te gaan. Boven in het theater vinden we een doorgang, die ons direct naar het ernaast liggende Foro Triangulare (Driehoekig Forum) (VIII.7.30) brengt. Daar bevindt zich ook het Tempio Dorico (Dorische Tempel) (VIII.7.31) of wat er nog van over is. Het was een heiligdom toegewijd aan Athene en Hercules en is één van de oudste tempels in Pompei (6e eeuw v.C.). Het forum zelf moet er vroeger erg indrukwekkend hebben uitgezien met de vele pilaren die er nu nog rechtstaan.
We verlaten het forum langs de Via delle Pareti Rosse (Steeg met de Rode Muren) en komen zo bij de ingang van de Orto Botanico (Plantentuin) (VIII.5.38). Daar moeten we dus binnengaan. Het huis waarbij deze grote tuin hoort is ook nog niet zo lang heropend. Men probeert hier alle soorten planten, die in de oude stad werden gekweekt, ook nu hier te cultiveren : fruitbomen en heilige, medicinale en textiele planten, evenals groenten. We gaan doorheen het huis en een steegje en dan staan we weer op de Via dell’ Abbondanza. Daarmee zijn we rond, maar eerst brengen we een kort bezoek aan het Santuario di Apollo (Heiligdom van Apollo) (VII.7.32). Het is een groot complex met een zuilengang (48 zuilen) helemaal rondom. Een levensgroot bronzen beeld van Apollo aan de zijkant lijkt te klein te zijn voor deze grote tempel. Na nog een laatste blik op de Vesuvius in de verte, dalen we de Via Marina terug af langs het Heiligdom van Venus en verblijven nog een tijd in het Antiquarium, waar we de bookshop en een museum bezoeken, waarna we de uitgang van de Scavi di Pompei opzoeken. Zes uren hebben we verbleven in een stad van meer dan 2000 jaar oud. Het was leerzaam en indrukwekkend. Dit kunnen we ook van onze “bucket-list” afstrepen.
(*) : de opgegraven stad Pompeii is ingedeeld in 9 delen , genummerd van I tot IX. Elk huizenblok of Insula in zo een deel heeft ook een eigen nummer , gaande van 1 tot 24 (tot nu toe) en elk huis in dat huizenblok heeft nog een eigen nummer. Zo heeft het Casa dei Vettii het nummer VI.15.1.